Interferenties
Het effect van verschillende interfererende stoffen is
geëvalueerd in volbloedmonsters op glucosemetingen.
NO
Interferent
1
Ascorbinezuur
2
Bilirubin
3
EDTA
4
Fructose
5
Galactose
6
Haparin
7
Maltose
8
Maltotriose
9
Maltotetraose
10
Mannose
11
Xylose
12
2-deoxyglucose
13 Acetaminophen (Paracetemol)
14
Cholesterol
15
Creatinine
16
D,L-arabinose
17
Dopamine
18
Gentisic acid
19
Glucosamine
60 www.i-sens.com
Verschil gemiddelden
Interval 1
Interval 2
2,8–5,5 mmol/l
13,9–19,4 mmol/l
-0,13 mmol/l
0,0 %
0,06 mmol/l
1,3 %
0,09 mmol/l
1,4 %
0,10 mmol/l
-0,3 %
-0,13 mmol/l
-0,2 %
-0,04 mmol/l
-0,8 %
-0,12 mmol/l
-1,4 %
-0,02 mmol/l
-0,1 %
0,02 mmol/l
-0,7 %
-0,06 mmol/l
3,5 %
1,88 mmol/l
8,9 %
0,13 mmol/l
0,2 %
-0,05 mmol/l
2,7 %
0,04 mmol/l
-0,3 %
0,01 mmol/l
-1,9 %
0,08 mmol/l
3,1 %
0,02 mmol/l
-0,3 %
0,04 mmol/l
2,7 %
-0,06 mmol/l
-2,7 %
NO
Interferent
20
Glutathione (Red)
21
Hemoglobine
22
Ibuprofen
23
Icodextrin
24
L-DOPA
25
Methyl-DOPA
26
natrium salicylaat
27
Sucrose
28
Tolazamide
29
Tolbutamide
30
Triglyceride
31
Urinezuur
32
PAM
Xylose ≥ 0,54 mmol/l bij glucose concentraties vanaf 2,8–5,6
mmol/l kunnen hogere bloedglucose resultaten veroorzaken.
Gebruikersevaluatie
Een studie waarin glucosewaarden van capillair volbloedmonsters
uit de vingertop van 100 personen werden geëvalueerd gaf de
volgende resultaten:
99,1 % binnen ± 0,83 mmol/l van de medische
laboratoriumwaarden bij glucoseconcentraties onder de
5,55 mmol/l, en 100 % binnen ±15 % van de medische
laboratoriumwaarden bij glucoseconcentraties van
5,55 mmol/l of meer.
Verschil gemiddelden
Interval 1
Interval 2
2,8–5,5 mmol/l
13,9–19,4 mmol/l
-0,05 mmol/l
-0,8 %
-0,31 mmol/l
-2,8 %
0,09 mmol/l
-0,9 %
-0,15 mmol/l
-0,4 %
-0,13 mmol/l
0,0 %
-0,05 mmol/l
-1,4 %
0,05 mmol/l
3,7 %
-0,02 mmol/l
-1,1 %
-0,02 mmol/l
0,5 %
0,10 mmol/l
3,5 %
-0,03 mmol/l
0,5 %
-0,03 mmol/l
-0,6 %
-0,10 mmol/l
1,6%
www.i-sens.com 61