Autom. Oriëntatie
Wanneer de camera wordt gedraaid (verticaal) om een portretopname te maken, neemt de
camera deze positiewijziging op en geeft het beeld weer in de portretoriëntatie.
1 Stel de camera in op de opnamefunctie.
2 MENU t
(Instellingen) t
Oriëntatie] t gewenste functie t z op de besturingsknop
Aan
Uit
Opmerkingen
• Aan de linker- en rechterkant van verticaal georiënteerde beelden wordt een zwarte rand afgebeeld.
• Afhankelijk van de opnamehoek van de camera, is het mogelijk dat de oriëntatie van het beeld niet juist
wordt opgenomen.
• U kunt de automatische oriëntatie niet gebruiken wanneer de stand
de scènekeuzefunctie, en bij het opnemen van bewegende beelden.
z
Beelden roteren na het opnemen
Als de oriëntatie van een beeld niet juist is, kunt u [Roteren] op het menuscherm gebruiken
om het beeld in de portretpositie weer te geven.
(Opname-instellingn) t [Autom.
Hiermee neemt u een beeld op in de juiste oriëntatie.
Hiermee wordt automatische oriëntatie niet gebruikt.
(Onderwater) is geselecteerd als
83
NL