Inhoudsopgave
Advertenties
Storingen opsporen en verhelpen
Ontlast de druk (blz. 10) voordat u de apparatuur gaat
controleren of onderhouden.
Probleem
Pomp slaat af, hapert of houdt de druk
niet vast.
Pomp wil niet lopen of maakt één slag en
stopt dan weer.
De pomp werkt onregelmatig.
Luchtbellen in de vloeistof.
De pomp draait onregelmatig. De
slagfrequentie loopt terug en de pomp
komt stil te staan.
Er ontsnapt constant lucht uit de
geluiddemper.
De pomp start niet of de druk fluctueert.
12
Oorzaak
Versleten kogels (56), zittingen (53) of
kogelgeleiders (57).
Luchtventiel zit vast of is vuil.
De kogel (56) van het ventiel is erg
versleten en is in de zitting (53)
gedrongen.
De kogel (56) van het ventiel is in de
zitting (53) gedrongen als gevolg van
overdruk.
Vloeistofdoseerkraan verstopt.
Afgeknepen leidingslang.
Verstopte aanzuigleiding.
Vastzittende of lekkende
reduceerventielen.
Gescheurd membraan (14).
Geblokkeerde luchtuitlaat.
Losse aanzuigleiding.
Gescheurd membraan (14).
Versleten onderdelen.
IJsvorming als gevolg van te vochtige
perslucht, te hoge slagfrequentie, te lage
omgevingstemperatuur.
Versleten luchtventielbeker (47) of zitting
(33).
Er is vreemd materiaal in de pomp
gedrongen.
Versleten zittingen van het
reduceerventiel (53).
De inlaatzeef is geblokkeerd, de maximale
aanzuiging overschreden, of de slang of
de dichting zijn kapot.
Vervuilde vloeistof. De pomp is onjuist
geïnstalleerd of wordt onjuist bediend.
Storingen opsporen en verhelpen
Controleer eerst alle mogelijke oorzaken en problemen,
voordat u de pomp demonteert.
Vervangen. Zie blz. 19.
Haal de luchtklep uit elkaar en maak deze
schoon. Zie blz. 17. Gebruik gefilterde
lucht.
Vervang de kogel en de zitting. Zie blz. 19.
Vervangen. Zie blz. 19. De maximum
vloeistofwerkdruk niet overschrijden.
Zie blz. 25.
Ontlast de druk en maak de kraan schoon.
Controleer de leidingen.
Nakijken; vrijmaken.
Reinig of vervang de kogels (56) en de
zittingen (53). Zie blz. 19.
Vervangen. Zie blz. 15. De maximale
luchtinlaatdruk niet overschrijden.
Maak uitlaat vrij.
Vastdraaien.
Vervangen. Zie blz. 15.
Vervang de versleten onderdelen.
Controleer de persluchttoevoer.
Verwijder het ijs door de
bedrijfsomstandigheden te veranderen.
Vervang beschadigde onderdelen.
Zie blz. 17.
Controleer het luchtfilter.
Vervangen. Zie blz. 19.
Reinig de zeef. Vervang kapotte
onderdelen.
Controleer de vloeistoftoevoer. Volg de
installatie- en bedieningsinstructies in
deze handleiding.
Oplossing
311689H Rev. E
Advertenties
Inhoudsopgave
