3.3 Waarschuwingslichten
1. Olie waarschuwingslicht (rood)
Wanneer het oliepeil het onderste niveau bereikt,
zal het olielampje (3) branden en de motor
automatisch uitschakelen. Tenzij u olie bijvult, zal de
motor niet opnieuw starten.
Tip: Als de motor afslaat of niet start, zet u de motorschakelaar op "ON" en trek
dan de terugslagstarter aan. Als het oliewaarschuwingslampje enkele seconden
knippert, is de motorolie onvoldoende. Voeg olie toe en start opnieuw.
2. Indicatielampje voor overbelasting (rood)
Het overbelasting controlelampje ( 2) gaat branden wanneer een
overbelasting van een aangesloten elektrisch apparaat wordt gedetecteerd,
de regelaar van de omvormer oververhit raakt, of de AC-output stijgt.
Dan zal de AC-bescherming inschakelen, de stroomopwekking stoppen
om de generator en om het even welke verbonden elektrische apparaat te
beschermen. Het AC controlelampje (Groen) gaat uit en het
indicatorlampje voor overbelasting (Rood) blijft branden, maar de motor
stopt niet met draaien. Wanneer het indicatorlampje voor overbelasting
gaat branden en de stroomopwekking stopt, gaat u als volgt te werk:
1. Schakel alle aangesloten elektrische apparaten uit en stop de motor.
2. Verminder het totale wattage van de aangesloten elektrische apparaten
binnen het nominale vermogen van de generator
3. Controleer op verstoppingen in de luchtinlaat en rond de regeleenheid.
Als er verstoppingen worden gevonden, verwijder deze dan.
4. Start na controle de motor opnieuw op.
Tip: Bij gebruik van elektrische apparaten die een grote startstroom
nodig hebben, zoals een compressor of een dompelpomp, kan het
controlelampje voor overbelasting eerst enkele seconden branden. Dit
is echter geen storing.
3. AC indicatielamp (groen)
Het AC indicatielampje (1) gaat aan als de motor start en stroom produceert.
12 -