5.7.1
De parameters invoeren
Parameter
1 - 1 CCE
2 - 1 CCE
3 - 1 CCE
Druk op
om X-Y of Y-Z of X-Z te selecteren als coördinatenvlak.
Gebruik de cijfertoetsen om het middelpunt van de cirkel in het coördinatenvlak in te voeren en
bevestig met de toets
Parameter
1 - 2 C_d
2 - 2 C_d
3 - 2 C_d
Gebruik de numerieke toetsen om de diameter van de cirkel of boog in te voeren en bevestig met de toets .
Parameter
1 - 3 C . H
2 - 3 C . H
3 - 3 C . H
Gebruik de numerieke toetsen om het aantal coördinaatpunten in te voeren en bevestig met de toets
Parameter
1 - 4 5_A
2 - 4 5_A
3 - 4 5_A
Gebruik de numerieke toetsen om de starthoek in het coördinatenvlak in te voeren en bevestig met de
toets
.
Werking DPA 21
Versie 1.0.2 van 2019-08-26
Beschrijving
Coördinatenvlak van de cirkel: X-Y
Coördinatenvlak van de cirkel: Y-Z
Coördinatenvlak van de cirkel: X-Z
om te bevestigen.
Beschrijving
Diameter van de cirkel of boog in het coördinatenvlak: X-Y
Diameter van de cirkel of boog in het coördinatenvlak: Y-Z
Diameter van de cirkel of boog in het coördinatenvlak: X-Z
Beschrijving
Aantal coördinaatpunten: X-Y
Aantal coördinaatpunten: Y-Z
Aantal coördinaatpunten: X-Z
Beschrijving
Starthoek: X-Y
Starthoek: Y-Z
Starthoek: X-Z
Originele
gebruiksaanwijzing
OPTIMUM
DPA21
®
.
NL
Pagina
51