18 (30)
6.1 Controles voor gebruik
Controleer of alle obstakels, inclusief eventuele verborgen obstakels, van het werkgebied zijn
verwijderd voordat u begint.
Zorg ervoor dat de onderste bladdelen en hun veerontkoppelingssysteem in volledig werkende staat
zijn en gedeblokkeerd zijn voordat u begint met ploegen. Alle veren moeten goed zijn bevestigd en de
onderste bladdelen moeten kunnen kantelen.
Zorg ervoor dat omstanders op veilige afstand zijn als u de apparatuur bedient. Laat niemand het
gevarengebied van de laadarm betreden of recht voor de kniklader staan. Controleer ook of het veilig
is om met de kniklader achteruit te rijden. Neem nooit aan dat omstanders blijven staan waar u ze
voor het laatst hebt gezien; met name kinderen voelen zich vaak aangetrokken tot de bewegende
apparatuur.
Controleer de algemene staat van het hulpstuk en de kniklader en controleer op mogelijke
hydraulische-olielekken. Het hulpstuk mag niet worden gebruikt als er een storing in het hydraulische
systeem van de kniklader of het hulpstuk is. Raadpleeg het hoofdstuk 7 voor onderhoudsinstructies.
Bestuur het hulpstuk en de besturingen van de kniklader alleen als u op de bestuurdersstoel zit. Zorg
ervoor dat de kniklader en het hulpstuk veilig en op de bedoelde manier worden gebruikt. Laat
kinderen de apparatuur niet bedienen.
Bedien de kniklader of de hulpstukken niet als u onder de invloed bent van alcohol, drugs, medicijnen
die uw beoordelingsvermogen kunnen beïnvloeden of slaperigheid kunnen veroorzaken, of als u op
een andere manier niet medisch in staat bent om de apparatuur te bedienen.
Denk aan de juiste werkmethoden en verlaat de bestuurdersstoel alleen als dat echt nodig is.
Gevaar voor verwondingen als gevolg van plotseling stoppen - Rijd langzaam en
pas altijd op voor mogelijke obstakels. Voor de veiligheid van de bestuurder is het
blad voorzien van veiligheidsmechanismen, om het risico te verminderen dat de machine
WAARSCHUWING
plotseling stopt, met de verwondingen die daar het gevolg van kunnen zijn. Het bestaan
van de veiligheidsfuncties vervangt echter niet de verantwoordelijkheid van de
bestuurder. Een zorgvuldige en voorzichtige bediening is essentieel voor de veiligheid.
Veiligheidsfuncties zijn op zichzelf geen garantie voor een veilige werking van de ploeg.
De prestaties van de veiligheidsfuncties kunnen worden belemmerd in bepaalde
omstandigheden, zoals compacte sneeuw of ijs, of wanneer u achteruit rijdt met de
kniklader.
.
.
..