Opmerking: U kunt de machine laten rijden met
het maaimes ingeschakeld of uitgeschakeld.
2.
Figuur 17
Mesremkoppeling controleren
Controleer de bedieningstang van het maaimes voor elk
gebruik om ervoor te zorgen dat de mesremkoppeling
naar behoren werkt.
1. Plaats de lege grasvanger op de afvoertunnel.
2. Start de motor.
3. Zet de bedieningsstang in de normale positie om
het mes in te schakelen. De grasvanger moet gaan
opzwellen. Dit betekent dat het mes is ingeschakeld
en draait.
4. Laat de bedieningsstang van de maaimessen los.
Als de grasvanger niet onmiddellijk kleiner wordt,
betekent dit dat het mes nog steeds draait. Dit kan
erop duiden dat de mesremkoppeling gebreken
heeft. Als u hierop geen acht slaat, kan dit ertoe
leiden dat u de machine niet veilig kun gebruiken.
Neem contact op met een Erkende Service Dealer
om uw maaimachine te laten inspecteren en
repareren.
Als de mesremkoppeling niet werkt, blijft
het mes draaien als u de bedieningsstang
loslaat. Contact met het mes kan ernstig letsel
veroorzaken.
• Controleer de mesremkoppeling vóór elk
gebruik.
• Gebruik nooit een maaimachine met
een mesremkoppeling waarvan het
veiligheidssysteem niet functioneert.
• Breng uw maaimachine naar een Erkende
Service Dealer om deze te laten repareren
als het veiligheidssysteem niet naar behoren
functioneert.
Maaihoogte instellen
Elk wiel kan afzonderlijk worden ingesteld met een
maaihoogtehendel. De maaihoogten zijn 32 mm,
44 mm, 57 mm, 70 mm en 83 mm en 95 mm.
Bij het verstellen van een maaihoogtehendel
kunnen uw handen in aanraking komen met
een bewegend mes. Dit kan ernstig lichamelijk
letsel veroorzaken.
• Zet de motor af en wacht tot alle bewegende
delen stilstaan voordat u de maaihoogte
instelt.
• Plaats uw vingers niet onder de maaikast als
u de maaihoogte instelt.
1. Druk de maaihoogtehendel tegen het wiel
(Figuur 18) en kies de gewenste maaihoogte.
14