4. OPSTARTEN
4.1 Opstarten
20
Alle eerder beschreven handelingen moeten worden uitgevoerd voordat de pomp wordt gestart.
1.
Locatie van de pomp
2.
Vullen met olie
3.
Aansluiting leidingen
4.
Aansluitingen (voeding, stand-by/ingang, niveau, alarmuitgang)
5.
Instellen
Het kan tot 10 seconden duren voordat de pomp opstart. Dit is afhankelijk van de
toerentalopbouw van de motor.
Volg de "ALGEMENE VEILIGHEIDSRICHTLIJNEN".
1.
Start de pomp op met minimumdruk.
2.
Zet de knop voor de slaglengte op 20%.
3.
Verhoog na 5 minuten de capaciteit geleidelijk tot de voorgeschreven waarde voor de
bedrijfstoestand is bereikt.
Regeling van de druk komt overeen met die op de typeplaat. Als dit niet het geval is,
stopt u de pomp onmiddellijk.
Als de pomp niet begint te doseren:
a) Stop de pomp.
b) Prime de pompkop ("5. PRIMEN")
c) Start de pomp opnieuw.
4.
Controleer regelmatig de werking van de pomp.