Afb. 2
•
Zorg ervoor dat de gasaansluitleiding niet op of nabij hete oppervlakken wordt
geplaatst, niet onderhevig is aan spanning of druk en niet in aanraking komt met
scherpe randen of andere voorwerpen die de leiding kunnen beschadigen.
•
Nadat u het apparaat hebt aangesloten op alle verbindingspunten tussen de
installatie en het apparaat, moet op lekken worden getest. Gebruik een
lekzoekspray, of anders schuimvormende middelen die geen corrosie
veroorzaken. De aansluitpunten moeten bedekt zijn met een medium, er mogen
geen luchtbellen ontstaan. Deze controle moet ook gasafsluiters omvatten.
NL
OPGELET!
Gebruik geen open vuur om te controleren op lekken!
Controleer de gasdruk en de nominale warmtebelasting
•
Bij de eerste installatie moet de gasinstallateur de nominale warmtebelasting
van het toestel controleren en onderhoud plegen.
•
Probeer NIET om het door de fabrikant opgegeven vermogen of nominale
warmteafgifte te verhogen.
•
Controleer de nominale warmtebelasting met een gasmeter en stopwatch. Meet
nauwkeurig de hoeveelheid stromend gas per tijdseenheid die het apparaat
gebruikt op maximaal vermogen.
•
Vergelijk de gemeten waarde met de verbruiksgegevens in hoofdstuk
"Technische gegevens", tabel 3. Een afwijking van ± 5% is toegestaan.
16 / 28
Installatie en bediening
•
Sluit het gastoevoerapparaat aan met
een DVGW-goedgekeurde
aansluitslang waarvan de doorsnede
overeenkomt met het nominale
vermogen en de lengte.
De gasaansluiting (a) bevindt zich aan
de achterkant van het apparaat.
1043613