De functie Passphrase gebruiken
Sommige modellen zijn voorzien van de Passphrase-functie. Als deze functie
ingeschakeld is, kunt u een systeemwachtwoord, vaste-schijfwachtwoorden en
een beheerderswachtwoord instellen. Voor elk van deze wachtwoorden geldt
een maximale lengte van 64 tekens.
Om te controleren of deze functie op uw ThinkPad-computer beschikbaar is,
gebruikt u het programma BIOS Setup als volgt:
Opmerking: Verwijder alle wachtwoorden voordat u de Passphrase-functie
1. Zet de computer uit en zet hem daarna weer aan.
2. Druk op de Access IBM-knop terwijl het bericht "To interrupt normal
startup, press the blue Access IBM button" linksonder op het scherm
wordt afgebeeld.
3. Dubbelklik op Installatieprogramma starten. Het scherm van IBM BIOS
Setup wordt geopend.
4. Selecteer Security met de pijltjestoetsen.
5. Selecteer Password. Als de optie "Using Passphrase" in het menu staat, is
deze functie op uw ThinkPad-computer beschikbaar.
6. Om de Passphrase-functie in te schakelen, selecteert u Enabled. Er ver-
schijnt een bericht met de waarschuwing dat uw computer slechts beperkt
kan samenwerken met computers die niet compatibel zijn met deze func-
tie.
7. Selecteer Yes.
8. Druk op F10 om af te sluiten.
9. Selecteer Yes in het venster Setup Configuration.
Een systeemwachtwoord, een vaste-schijfwachtwoorden en een
beheerderswachtwoord instellen
Als u de Passphrase-functie inschakelt, kunt u wachtwoorden van 64 tekens
instellen. In een wachtwoord kunt u alfanumerieke tekens en spaties gebrui-
ken.
Opmerking: Als de functie uitgeschakeld is, is de lengte van het systeem-
Voor het instellen van een systeemwachtwoord, een vaste-schijfwachtwoorden
en een beheerderswachtwoord raadpleegt u Access IBM.
in- of uitschakelt. Als er een wachtwoord is ingesteld, kunt u de
functie niet in- of uitschakelen.
wachtwoord en het vaste-schijfwachtwoord beperkt tot 12 tekens
en mag het beheerderswachtwoord niet langer zijn dan acht
tekens. De wachtwoorden mogen dan alleen alfanumerieke
tekens bevatten, geen spaties.
De functie Passphrase gebruiken
Hoofdstuk 2. Computerproblemen oplossen
35