Installatie en Aan de slag
5.3.2
Minimale frequentie
Ga naar "[341] Min frequency" of druk de toggle-toets opnieuw in om de min-
imaal toegestane frequentie meteen in te vullen.
[341] Min frequency
De minimale frequentie is standaard ingesteld op de nominale motorfrequentie
en moet door de gebruiker worden gewijzigd. Meestal is 70% van de nominale
motorfrequentie een goede waarde om mee te beginnen. Dus 35 Hz bij een
nominale motorfrequentie van 50 Hz. Dit is laag genoeg voor het vinden van
het maximumrendement en hoog genoeg voor voldoende stroming van de
pomp. Stel de waarde naar boven bij als de standaardwaarde te laag is om de
nominale aanvoer bij te houden.
5.3.3
Configuratie van de niveausensor
De niveausensor die is aangesloten op de 'Stand-alone'- of Master-eenheid moet
worden geconfigureerd op basis van het type en de plaatsing. ga naar menu
[3C13] of druk op de toggle-toets.
1. "[3C13] Sensor min"
Dit is de configuratie waarbij het niveau in meters het minimale analoge
signaal voor het niveau, in meters, vanaf de sensor aangeeft. Meestal is dit 0
voor een druksensor onderin de pompput. Druk op
2. "[3C14] Sensor max"
Dit is de configuratie waarbij het niveau in meters het maximale analoge
signaal vanaf de sensor aangeeft. Deze gegevens zijn afhankelijk van de
sensor, maar vaak worden er sensoren met een bereik van 5 of 10 meter
gebruikt.
Zie ook Afb. 21, pagina 48.
Met betrekking tot de zee advansed funktions Raadpleeg dan The Softvare
instruktion handleiding.
46
Aan de slag
om verder te gaan.
NEXT
CG Drives & Automation, 01-6143-03R1