3-2-4. Ethernet-kabel aansluiten
Indien een ferrietkern is meegeleverd, installeer deze ferrietkern dan volgens de volgende procedure
op de Ethernetkabel om elektrische ruis te voorkomen. Voer alleen stappen (1) en (5) uit, indien geen
ferrietkern is meegeleverd.
Bij gebruik van een Ethernetkabel van 10 m of minder wordt een afgeschermde kabel aanbevolen.
(1) Schakel de printer uit.
(2) Bevestig de ferrietkern aan de Ethernet-kabel zoals afgebeeld.
(3) Steek de bevestigingsstrip door de ferrietkern.
(4) Trek de strip rond de kabel en zet de strip vast. Knip het overschot af.
Ferrietkern
(5) Sluit de interfacekabel vervolgens aan op de connector in het achterpaneel van de printer.
Ethernet-interface-board
IFBD-HE06
Detectiefunctie voor ontkoppelde verbinding
Het Ethernet-interface-model heeft een detectiefunctie voor een ontkoppelde verbinding. In dien de
printer wordt ingeschakeld en de Ethernetkabel niet is aangesloten, knipperen het voedingslampje en
storingslampje tegelijk met een interval van 2 seconden ten teken dat de verbinding is ontkoppeld.
Zet de printer weer aan na het verbinden van de uiteinden van de Ethernetkabel van de router, hub of
een ander apparaat op de printer.
Als het IP-adres niet wordt herkend, gaan het voedingslampje en het storingslampje gelijktijdig knip-
peren in intervallen van 0,125 seconde om aan te geven dat het apparaat is losgekoppeld. Zet de printer
weer aan na het instellen van het correcte IP-adres.
Ethernet-kabel
Bevestigingsstrip
1 cm
(max.)
– 12 –
Ethernet-interface-board
IFBD-HE08