Afb. 4:
Aansluiting luchtkanaal
- -
Afb. 5a:
Omkeerschakeling
+
Afb. 5b:
Mengschakeling
12
6.1. Toegestane inbouwpositie
De apparaten mogen uitsluitend staande worden gemonteerd, de aansluitstukken zijn horizontaal
gericht.
6.2. Ventilatieaansluitingen
In principe moeten de luchtaansluitingen zo lopen dat geen condensaat/regen of sneeuw uit de
luchtleiding het toestel binnen kan dringen.
Koude luchtleidingen in warme ruimten moeten worden geïsoleerd.
•
Warme luchtleidingen in koude ruimten moeten worden geïsoleerd.
•
Het gebruik van aardewarmtewisselaars in de winter wordt niet aanbevolen, omdat de vochtte-
•
rugwinning van het apparaat hierdoor nadelig wordt beïnvloed.
De overgang moet met 4 zeskantmoeren (M8 x 20) aan de behuizing bevestigd worden.
•
De luchtaansluitingen moeten minimaal worden afgestemd op de nominale aansluitmaat (NW). (Zie
onder 15. Technische gegevens)
6.3. Gebruikslimieten
Gebruikslimieten binnenopstelling
Transportmiddel:
Opstellingsplaats:
Gebruikslimieten buitenopstelling
Transportmiddel:
Opstellingsplaats:
Buitenopstelling is uitsluitend toegestaan met de juiste weersbescherming.
Luchtkwaliteitsklasse EN 13779
Voor de ventilatie van ruimten met emissiebronnen van de menselijke stofwisseling of bouwmateri-
alen en gebouwen, bijv. kantoren, openbare ruimten, vergaderzalen.
De inzetbaarheid met betrekking tot de behuizingscondensatie moet ter plaatse worden gecontro-
leerd, en zo nodig moeten de juiste maatregelen, zoals bijv. de ventilatie van het opstellingsbereik,
of een aanvullende isolatie van de buitenluchtaanzuigbereik
6.4. Mediumaansluitingen / Waterregister
Voor de aansluiting van het waterregister moet het leidingsysteem grondig gereinigd worden!
•
Er mogen alleen toegelaten dichtingsmaterialen gebruikt worden (volgens DIN EN 751-2,
•
DVGW )!
Een waterzijdige aansluiting moet volgens de omschrijving op de warmtewisselaar uitgevoerd worden.
•
Bij aansluiting van de pijpleiding op het toestel moet men bij het vastschroeven, de pijpleiding
•
goed vasthouden, bijv. met een tang!
De aansluiting moet zonder verdraaiingen of vervormingen uitgevoerd zijn!
•
Het ontluchtingssysteem moet ter plekke worden geïnstalleerd.
•
Alle buisleidingen en armaturen van de mediumaansluitingen moeten geïsoleerd worden!
•
Hydraulische schakelingen
Voor klimaattechnisch gebruik bestaan er drie grondschakelingen:
Omkeerschakeling
Bij de omkeerschakeling wordt alleen het heetwatergedeelte via het verwarmingsregister geleid.
De rest van het door de pomp getransporteerde water wordt langs het verwarmingsregister ge-
leid. In gevallen waarin de via het verwarmingsregister getransporteerde hoeveelheid water zeer
beperkt is, kan dit tot gevolg hebben dat tussen het bovenste en onderste deel van het register een
temperatuurverschil ontstaat. Er vormen zich temperatuurlagen, hetgeen kan leiden tot verkeerde
temperatuurmetingen in het kanaal of tot tochtverschijnselen in de ruimte. De omkeerschakeling
wordt gewoonlijk bij ventilatiekoeling gebruikt. Bij ventilatiekoeling wordt de lucht gedeeltelijk onder
de dauwpuntstemperatuur gekoeld en daardoor ontvochtigd.
Mengschakeling
Bij de mengschakeling wordt er voortdurend door de circulatiepomp een door het verwarmings-
register benodigde waterhoeveelheid getransporteerd en wordt slechts een – door de kleppositie
bepaalde – hoeveelheid heet water bijgemengd. Daardoor ontstaat een constante temperatuur over
het gehele warmteoppervlak. Het regelgedrag wordt daardoor verbeterd. Bovendoen wordt het risico
van bevriezing bij een lopende pomp kleiner, omdat door de voortdurende circulatie en de verhoogde
druk het vriespunt van het water daalt.De omkeerschakeling heeft t.o.v. de mengschakeling alleen
een voordeel als de afstanden tussen de driewegkogelhaan en de verwarmingsketel zeer groot zijn.
Omdat de pomp voor het ventiel zit, hoopt zich bij het ventiel voortdurend heet water op, dat zo nodig
Tel. +49 7930 9211-0
-20°C tot +40°C
min. +5°C
-20°C tot +40°C
min. -20°C
ETA 1 / ETA 2
Fax. +49 7930 9211-150
Nederlands