Inhoudsopgave
Advertenties
4. Uitleg van de begrippen
Grondbalans:
De bodem bevat tal van mineralen die metalen bevatten. Om te voorkomen dat
een detector permanent op hen reageert, kunt u grondbalans uitvoeren. Dit stelt
de detector in staat om het magnetisch veld van de bodem te onderzoeken en
te negeren tijdens het zoeken. Met de Ground Tracking-functie kan een detector
tijdens het gebruik automatisch een grondbalans uitvoeren.
Frequentie:
De frequentie van een detector geeft aan hoeveel elektromagnetische golven hij
per seconde uitzendt. Met een lage frequentie is het mogelijk om grotere objecten
dieper in de grond te vinden. Met een hoge frequentie kan de de detector kleinere
objecten dichter bij het oppervlak beter detecteren. Sommige detectoren, zoals de
Quest Q60, kunnen schakelen tussen verschillende frequenties.
Gevoeligheid:
Gevoeligheid en diepte-instelling gaan hand in hand. Hoe hoger de gevoeligheid
van de detector, hoe dieper hij zoekt en hoe gevoeliger hij wordt voor
elektromagnetische interferentie. Hoe lager de gevoeligheid, hoe minder
storingsgevoelig hij is, maar dit zal de diepteprestatie beïnvloeden.
Discriminatie:
Afhankelijk van hoe geleidend het door de detector gedetecteerde metaal is,
geeft het een geleidbaarheidswaarde tussen 1 en 99 weer. Via discriminatie kun
je de detector bijvoorbeeld alle objecten met een geleidingswaarde van 1 tot 40
laten negeren, om te voorkomen dat er voortdurend spijkers en andere ijzeren
voorwerpen worden gevonden.
Notch:
De Notch functie lijkt sterk op discriminatie, maar is flexibeler. U kunt individuele
geleidingsnummers selecteren om ze te negeren of alleen naar die specifieke
nummers zoeken.
Pinpointen:
Met 'pinpointen' wordt bedoeld het zo nauwkeurig mogelijk bepalen van de
positie van het gevonden voorwerp, en daarmee kunt u voorkomen dat u grote
gaten moet graven. Er zijn ook individuele pinpointers waarmee het doelobject in
een gat of tussen het uigegraven zand wordt gezocht.
7
Advertenties
Inhoudsopgave
