PROBLEEM
Weinig of onregelmatige opbrengst 1. Versleten spuittip.
De motor draait maar de pomp
pompt niet.
Storingen verhelpen
WAT TE CONTROLEREN
Als alles bij de controle OK is, ga dan naar het volgende
punt
2. Controleer of de pomp niet blijft doorwerken als
de pistooltrekker losgelaten wordt.
3. Filter verstopt.
4. Lekkage bij de vulkraan.
5. De aansluitingen van de zuigslang.
6. De netspanning met een voltmeter.
De meter moet het volgende aangeven:
210–255 V AC voor 220–240 V AC modellen.
85–130 V AC voor 100–120 V AC modellen. Lage
spanning kan de prestatie van de spuitinstallatie
doen teruglopen.
7. De dikte en de lengte van het verlengsnoer;
het snoer moet minstens 1.5 mm
niet langer dan 91,44 m zijn. Door langere ver-
lengkabels kan de prestatie van de spuitinstallatie
teruglopen.
8. Lage afslagdruk.
9. Kijk het motoranker na op kortsluiting; doe dit met
behulp van een ankertester (growler) of onderwerp
de motor aan de draaitest. Zie blz. 9.
10. Controleer de verftoevoer.
11. Inlaatzeef verstopt.
12. Zuigbuis of fittingen zitten los.
13. Controleer of de kogel van de inlaatklep en de zuiger-
kogel vrij kunnen bewegen en goed in de kogelzitting
komen. Zie blz. 23.
14. Controleer op lekkage rond de moer van de hals-
pakking, dit kan wijzen op versleten of beschadigde
pakkingen, zie blz. 23.
15. Schade aan de pompstang.
1. De pen van de verdringerpomp (114)
(is beschadigd of ontbreekt), zie blz. 23.
2. Controleer de complete verbindingsstang (9)
op beschadiging, zie blz. 20.
3. Tandwielen of aandrijfhuis, zie blz. 20.
WAT TE DOEN
Als iets bij de controle niet OK is, kijk dan in deze
kolom
1. Volg de Drukontlastingsprocedure en
vervang dan de tip. Zie de afzonderlijke
handleiding voor de tip of het pistool.
2. Geef de pomp een onderhoudsbeurt.
Zie blz. 23.
3. Ontlast de druk. Controleer het filter en maak
het schoon.
4. Ontlast de druk. Repareer de vulkraan.
5. Draai eventuele losse aansluitingen aan.
6. Zet de aardlekschakelaar weer in de goede
stand of vervang de zekering. Probeer een
ander stopcontact.
7. Vervang de verlengkabel door een goed,
2
dik en mag
geaard exemplaar. Gebruik een korter
verlengsnoer.
8. Probeer een van deze maatregelen of beide:
a.
b.
9. Vervang de motor. Zie blz. 21.
10. Opnieuw vullen en de pomp opnieuw voor-
pompen.
11. Verwijder hem, reinig hem en breng hem
weer aan.
12. Aandraaien; zo nodig dichtmiddel of afdichttape
gebruiken op het schroefdraad.
13. Verwijder de inlaatklep en reinig die. Controleer
kogels en zittingen op inkervingen; vervang
ze indien nodig, zie blz. 23. Zeef de verf voor
gebruik om deeltjes te verwijderen die de pomp
zouden kunnen verstoppen.
14. Vervang de pakkingen, zie blz. 23. Draai de
pakkingmoer/het oliereservoir vast.
15. Herstel de pomp, zie blz. 23.
1. Als de pen ontbreekt, vervang hem dan. Zorg
er wel voor dat de borgveer (27) volledig in de
groef rond de verbindingsstang zit, zie blz. 23.
2. Vervang de complete verbindingsstang,
zie blz. 20.
3. Controleer het aandrijfhuis en de over-
brengingen op beschadigingen, en vervang
zo nodig onderdelen, zie blz. 20.
Draai de drukregelknop helemaal recht-
som. De knop moet op de juiste wijze zijn
aangebracht, zodat geheel rechtsom ge-
draaide stand ook mogelijk is.
Probeer een nieuwe drukomvormer
(transducer).
309266
7