4-1. Keuze van de locatie
1
5
OM-1500-7 Pagina 10
HOOFDSTUK 4 − INSTALLATIE
3
De getoonde draadaanvoerkast geeft slechts
een indicatie en is niet representatief voor het
werkelijke apparaat.
4
2
6
!
De
draadaanvoerkast
plaatsen waar de lasdraad de ci-
linder raakt.
!
Zet het apparaat niet of gebruik
het niet op een plaats waar het
kan omslaan.
1
Draadaanvoerkast
2
Rubberpoten
Kies de gleuf waarbij alle rubberpoten
stevig boven op de lasstroombron
staan.
3
Draadspoel/haspel
4
Gasfles met slang en
gasontspanner (door de klant
geleverd)
Druk van het beschermgas moet lager
blijven dan 620 kPa (6,2 Bar).
5
Lasstroombron
6
Rollend Onderstel
.
Fabrieksinstellingen voor voltage:
V-Min 10 en V-Max 38. Als u een
stroombron met een ander span-
ningsbereik gebruikt, zie dan Sec-
tie 4-7 voor aanpassingen voor V-
Min en V-Max.
Ref. 803 053
niet