11.2 Lastoorts
Onderdeel
Mondstuk
Contacttip
Draad doorvoer slang
Onderdeel
Verdeler
26
Controle
1. Controleer of het mondstuk goed
is bevestigd en er de contacttip niet is
vervormd.
2. Controleer of er spatten zitten op
het mondstuk.
1. Controleer of de contacttip stevig
vast is gemaakt.
2. Controleer of de contacttip
compleet is.
1. Zorg voor een passende lasdraad bij
de draaddoorvoerbuis.
2. Zorg ervoor dat er geen verbuiging
of verlenging van de draad is in de
draaddoorvoerbuis.
3. Zorg ervoor dat zich geen stof
of spatten verzamelt binnen in de
draaddoorvoerbuis waardoor de
draaddoorvoer geblokkeerd raakt.
4. Controleer of de draad doorvoerbuis
en de O-afsluitring intact zijn.
Controle
1. Zorg ervoor dat de verdeler met de
juiste specificaties is gemonteerd en
functioneert.
Opmerkingen
Mogelijke gaslekkage kan ontstaan als
het mondstuk niet goed is bevestigd.
Gespat kan mogelijk leiden tot
beschadiging aan de toorts. Gebruikt
antispat-spray om teveel gespat te
voorkomen.
Een losse contacttip kan mogelijk
zorgen voor een instabiele lasboog.
Een incomplete contacttip kan leiden
tot een instabiele lasboog en kan de
lasboog ook automatisch afsluiten.
Verschil in diameter van de lasdraad en
de draaddoorvoerbuis kan leiden tot
een instabiele lasboog. Vervang het
indien nodig.
Verbuigingen en verleningen van
draad kan mogelijk leiden tot
instabiele draaddoorvoer en instabiele
lasboog. Vervang indien nodig.
Als zich stof of spatten hebben
verzameld, verwijder deze dan.
Als de draaddoorvoerbuis of
de O-afsluitring niet intact zijn
kan dit mogelijk leiden tot
buitensporig spatten. Vervang de
draaddoorvoerbuis of de O-afsluitring
indien nodig.
Opmerkingen
Een defect las of schade aan de toorts
die optreedt als gevolg van de niet
juiste installatie van de verdeler of de
niet-gekwalificeerd zijn. Een defecte
las of beschadiging van de toorts
treedt op wanneer de verdeler niet
goed is geïnstalleerd of de verdeler
niet deugdelijk is.