GEBRU I K VAN DE MOTOR
CONTROLE VOOR HET ST ARTEN
1.
Controleer
het
smeerolieniveau
in
de
motor
m.b.v.
de
peilstok.
-
fig.
5
-
Het
olieniveau
moet
liggen
tussen
de be ide
merktekens
op de peilstok.
2.
Controleer
het
waterpeil
in de expansietank.
3.
Controleer
brandstofvoorraad
in
de tank
en open
de brandstoftoevoerkraan.
4.
Open de buitenboordwaterkraan
(alleen
bij
interkoeling).
5.
Controleer
of
de stopknop
goed
is
ingedrukt.
STARTEN
1.
let
de bedieningshandel
in de neutrale
stand.
2.
Schakel
de bedieningshandel
in.
- fig.
4
-
3.
Geef
gas
zander
de
keerkoppeling
in
te
schakelen
door
de
bedieningshandel
uit
te
trekken
en
dan
naar
voren
te
drukken.
-
fig.
4
-
4.
Draai
de startsleutel
in
stand
"bedrijf".
Het
lampje
voor
oliecontrole
en
lampje
dynamo
laden
moet
dan gaan
branden.
5. Draai
de sleutel
door naar de stand
"voorgloeien".
Houd de sleutel
in deze
]
stand
tot
de controlelamp
brandt.
In het
algemeen
zal
dit
ca.
25 seconden
duren.
Wanneer
dit
sneller
of
langzamer
verloopt,
gloeipluggen
controleren.
Nadat
de controlelamp
brandt,
de sleutel
nag 30 tot
60 seconden
in
deze
stand
vasthouden.
N.B.
Deze handeling
is
niet
van
toepassing
bij
warme motor.
9