7.8.3 Geperforeerde platen snijden (gaas)
Hou de plasmatoorts in startpositie en de schakelaar ingedrukt. Na
een eerste gaszuivering komt de hoofdboog. Eenmaal ingeschakeld,
blijft deze ingeschakeld zolang de toortsschakelaar wordt ingedrukt.
Terwijl u over de geperforeerde plaat beweegt, schaket de machine
automatisch tussen de snijmodus (bij contact met materiaal) en de
pilootboogmodus (bij contact met opening). Om de plasmatoorts uit
te schakelen, laat u de toortsschakelaar los. Wanneer de schakelaar
wordt losgelaten, treedt een post flow van 15 seconden op. Als de
toortsschakelaar tijdens de nastroom opnieuw wordt ingedrukt, wordt
de snijboog opnieuw opgestart na het uitschakelen van de post flow.
Raadpleeg het onderstaande stroomschema voor de volgorde van
werking.
7.8.4 Normaal snijden
Hou de plasmatoorts in startpositie en de schakelaar ingedrukt. Na
een eerste gaszuivering komt de hoofdboog. Eenmaal ingeschakeld,
blijft de hoofdboog aan zolang de toortsschakelaar wordt ingedrukt
(tenzij de plasmatoorts van de plaat wordt afgehaald of de
snijsnelheid te laag is). Als de snijboog wordt onderbroken, moet het
snijproces opnieuw worden gestart.
Om de plasmatoorts uit te schakelen, laat u de toortsschakelaar
los. Wanneer de schakelaar is logeslaten, start een post flow
van 15 seconden. Als de toortsschakelaar tijdens de nastroom
opnieuw wordt ingedrukt, zal de snijboog opnieuw opstarten na het
uitschakelen van de post flow.
Raadpleeg het onderstaande stroomschema voor de volgorde van
werking.
20
www.parweld.com
7.8.5 Gutsen
Hou de plasmatoorts zo vast dat het mondstuk zich op 1 - 2 mm van
het werkstuk bevindt voordat u de plasmatoorts opstart. Plaats de
toorts in een hoek van 40 graden naar het werkstuk, met een kleine
opening tussen mondstuk en werkstuk. Hou deze hoek aan terwijl u
gutst in de richting van het ongesneden materiaal. Hou een kleine
afstand tussen het plasma mondstuk en het gesmolten metaal om te
voorkomen dat de levensduur van de slijtonderdelen wordt verkort of
dat de plasmatoorts wordt beschadigd.
Als u de hoek van de plamatoorts wijzigt, worden de afmetingen
van de guts gewijzigd. Een steilere hoek (dichter bij de 90 graden)
en een langzamere voorwaartse beweging geven een minder diepe
guts, terwijl een lagere hoek (minder dan 40 graden) en snellere
beweging zorgt voor een ondiepere guts.
7.8.6 Logica voor toortsbediening