Bediening
Voor het meten van de barometrische (oppervlakte) druk
barom
(= druk op zeeniveau), moet het volgende in acht
worden genomen:
· de hoogte van de meetplaats boven zeeniveau moet
bekend zijn en worden vastgesteld in het instrument,
zie hoofdstuk ‚Inbedrijfname', sectie‚ Basisinstellingen
(configuratiemodus)'.
· De weergegeven luchtdruk is alleen correct voor de hoogte
set, voor een verandering van hoogte, moet de hoogte
boven de zeespiegel worden gereset.
Voor een barometrische meting
betrekking tot een vast niveau), dient het volgende in acht te
worden genomen:
· De hoogte boven de zeespiegel aan het startpunt van de
meting (= Referentie hoogte) moet bekend zijn en worden
ingesteld in het instrument, zie hoofdstuk ‚Inbedrijfstelling',
gedeelte ‚Basisinstellingen (configuratiemodus)'. Bij het
invoeren van de referentiehoogte, wordt de actuele absolute
druk ook opgeslagen als referentiedruk.
· Bij het uitvoeren van de meting op de bestemming, dienen
de weersomstandigheden hetzelfde te zijn als bij het
invoeren van de referentiehoogte. Als het weer is veranderd
(= verandering van de absolute druk), moet een nieuwe
referentiewaarde worden ingevoerd.
ã Instrument inschakelen:
>
indrukken.
- Het meetmenu opent.
ã Displayverlichting inschakelen:
3 Instrument is ingeschakeld.
>
indrukken.
- Displayverlichting dooft automatisch 10 sec. na het
laatste gebruik.
Altitude
(= hoogte met
Bediening
7