Er1: kalibratie van de motor onderbroken; controleer of de motor M1 goed is aangesloten en werkt.
•
Er2: kalibratie van de motor onderbroken; controleer of de motor M2 goed is aangesloten en werkt.
•
Er3: encoder kapot; neem contact op met de assistentieservice.
•
Er4: fout servicetest; controleer de aansluiting en werking van de veiligheidsinrichtingen.
•
Er5: onvoldoende werkingsduur; controleer de ingestelde duur. Deze kan onvoldoende zijn om de werkingscyclus te voltooien.
•
Er6: maximum aantal gedetecteerde obstakels.
•
Er7: oververhitting van de transformator. Bij de eerste opdracht tot openen zal de automatisering openen en zal de vleugel open blijven tot de nieuwe reset.
•
C0: contact 1-2 (stop) controleer de aansluiting van de aangesloten inrichting of bijbehorende functie.
•
C1, C2, C3, C4, C7 en C8: contacten CX en/of CY controleer de aansluiting van de aangesloten inrichting of bijbehorende functie.
•
Rodeknipperende signaleringsled voor de programmering: elektronische printplaat is nog niet gekalibreerd voor de baan.
•
Rode leds 1 en 2 van de elektronische printplaat (FA001) knipperen: geeft aan dat er een storing in de encoder is; neem contact op met de assistentieservice.
•
Rode leds 1, 2, 3 en 4 van de elektronische printplaat (FA001) knipperen: geeft aan dat de contacten die normaal gesloten zijn (N.C.) nu open zijn (bijv.