Inhoudsopgave
Advertenties
Bedieningshandleiding
Veiligheidsvergrendeling
Snijklemtechniek
De snijklemtechniek maakt het aansluiten van flexibele kabels met een
2
doorsnede van 0,75 - 1 mm
zonder gebruik van adereindhulzen mo-
gelijk. Hiertoe moet de kabel volgens de tekening (zie aansluitschema)
gestript en in de kabelwartel ingevoerd worden; sluit de kabelwartel,
druk de aders in de sleuf van het deksel (zie aansluitschema) en schro-
ef het deksel terug vast. Zorg ervoor dat de individuele aders niet van
positie kunnen veranderen en aldus geklemd kunnen raken.
Schroefklemtechniek (model SK)
Schroef het deksel los. Sluit de kabels aan op de klemmenstrook. Ge-
bruik geïsoleerde adereindhulzen. Schroef het deksel opnieuw vast.
4.2 Contactvarianten
Weergave van de contacten in stroomloze toestand en bij ingeschoven
bedieningssleutel.
Ruststroomprincipe
1 maakcontact (NO) /
1 verbreekcontact (NC)
A1
A2
14
13
22
21
32
Arbeidsstroomprincipe
1 maakcontact (NO) /
1 verbreekcontact (NC)
A1
A2
14
13
22
21
32
Stekkeraansluiting
ruststroomprincipe
1 maakcontact (NO) /
1 verbreekcontact (NC)
A1
A2
14
13
22
21
32
1
2
3
4
1
2
3
4
4
2 verbreekcontacten (NC)
A2
A1
12
11
22
21
32
2 verbreekcontacten (NC)
A1
A2
12
11
22
21
32
2 verbreekcontacten (NC)
A1
A2
12
11
22
21
32
1
2
3
4
1
2
3
4
Stekkeraansluiting arbeidsstroomprincipe
1 maakcontact (NO) /
1 verbreekcontact (NC)
A1
14
13
22
32
1
2
3
4
1
2
3
4
Bestelindex -ST-2431 gescheiden magneetkrachtbewaking,
2 NC contacten
Ruststroomprincipe
A1
12
11
22
32
1
2
3
4
1
2
3
4
5 Gebruik en onderhoud
5.1 Functietest
De veiligheidsfunctie van de veiligheidsschakelaar moet getest worden.
Hierbij moet het volgende vooraf gecontroleerd worden:
1. Stevige bevestiging van bediensleutel en veiligheidsvergrendeling
2. Juiste uitvoering van de wartelinvoer en de aansluitingen
3. Eventuele schade aan de behuizing van de schakelaar
5.2 Onderhoud
Wij raden een regelmatige visuele inspectie en functietest aan, inclusief
de volgende stappen:
1. De veiligheidsvergrendeling en bediensleutel op juiste bevestiging
controleren
2. Verwijdering van stof en vuil
3. Controle van de kabelinvoer en de -aansluitingen
Beschadigde of defecte componenten moeten onmiddellijk ver-
vangen worden.
6 Demontage en afvalverwijdering
6.1 Demontage
De veiligheidsschakelaar mag uitsluitend in spanningsloze toestand
gedemonteerd worden.
6.2 Afvalverwijdering
De veiligheidscomponent moet op een correcte manier volgens de
geldende nationale voorschriften en wetgevingen afgevoerd worden.
NL
AZM 170
2 verbreekcontacten (NC)
A2
A1
12
11
21
22
32
1
2
3
4
1
2
3
Arbeidsstroomprincipe
A2
A1
12
11
21
22
32
1
2
3
4
1
2
3
A2
21
4
A2
21
4
Advertenties
Inhoudsopgave
