De OCV-functie wordt geblokkeerd als SNC- of REC-functies tegelijkertijd worden geactiveerd. Deze
functie heeft ook voorrang op de AQC-functie.
Voor informatie over het activeren van deze functie en het instellen van de temperatuurbereik, zie
hoofdstuk "Regeling en instellingen".
2.6. Functie voor minimumtemperatuurregeling (MTC)
De functie voor de minimumtemperatuurregeling vermindert de door de gebruiker gede nieerde ven-
tilatie-intensiteit wanneer de ingestelde minimumtemperatuur niet kan worden bereikt. De ventilatorsnel-
heid wordt geleidelijk verlaagd wanneer de buitentemperatuur onder + 5 C° daalt en het vermogen van
de warmtewisselaar en de verwarming onvoldoende is om de minimumtemperatuur te bereiken. Als deze
functie lang duurt, wordt de intensiteit van de ventilatie gereduceerd tot 20%.
In de zomer beperkt de mimimumtemperatuurregeling het vermogen van de koelers wanneer, in geval
van koelvraag, de toegevoerde luchttemperatuur onder de minimaal ingestelde temperatuurwaarde ligt.
Voor informatie over het activeren van deze functie en het instellen van een minimumtemperatuur-
waarde zie hoofdstuk "Regeling en instellingen".
2.7. Vraaggestuurd inschakelen (OOD)
Deze functie schakelt de LBK in zodra de kwaliteit van de binnenlucht afneemt. Op deze manier zal de
luchtbehandelingskast alleen draaien als er moet worden geventileerd en zal deze stil blijven staan als de
luchtkwaliteit goed is. Naarmate de luchtkwaliteit afneemt en de door de gebruiker gede nieerde kriti-
sche grens bereikt, start en draait de luchtbehandelingskast in de laatst geactiveerde bedrijfsmodus. Als de
luchtkwaliteit binnen 30 minuten verbetert (de vervuiling daalt met 10% tot onder de kritische grens), stopt
de kast. Als de luchtkwaliteit slecht blijft, blijft de kast werken.
Voor deze functie is een extra luchtkwaliteitssensor nodig die in de ruimte is geïnstalleerd (zie "Installa-
tiehandleiding"). Dezelfde sensor wordt ook gebruikt voor de AQC-functie.
Sensortype wordt geselecteerd tijdens het bestellen. Later kan het sensortype worden gewijzigd in het
menu "Instellingen" van de afstandsbediening.
Voor informatie over het activeren van deze functie en het instellen van een kritische luchtkwaliteits-
waarde, zie hoofdstuk "Regeling en instellingen".
2.8. Zomernachtkoeling functie (SNC)
De zomernachtkoeling functie gebruikt de koele lucht van de nacht om het gebouw in de zomer te
ventileren. Deze functie verwijdert overtollige warmte die zich gedurende de dag heeft opgehoopt en vult
het gebouw met koelere buitenlucht.
De functie loopt 's nachts (van 00:00 tot 06:00 uur) wanneer de buitenlucht koeler is dan de binnen-
lucht en de binnentemperatuur hoger is dan de door de gebruiker gede nieerde limiet (d.w.z. dat er moet
worden geventileerd). Wanneer deze functie wordt geactiveerd, wordt de ventilatie-intensiteit tot het maxi-
mum verhoogd en wordt de buitenlucht naar het gebouw toegevoerd (alle koelapparaten worden uitge-
schakeld, de warmtewisselaar wordt gestopt). De gebruiker kan ook de ruimtetemperatuur instellen waarbij
de functie wordt gestopt.
De zomernachtkoelingfunctie heeft voorrang op de ACV- en AQC-functies.
Voor informatie over het activeren van deze functie en het in- en uitschakelen van temperaturen, zie
hoofdstuk "Regeling en instellingen".
UAB KOMFOVENT behoudt het recht om veranderingen door te voeren zonder dit vooraf kenbaar te maken
VERSO PRO2_user manual_24-02
11