MONTAGE
Zoals alle elektrische apparatuur dient de brandmeldcentrale
geplaatst te worden in een droge en goed geventileerde ruimte
buiten invloed van het zonlicht. Temperaturen hoger dan 40 °C
kunnen de centrale beschadigen.
Zorg er voor dat de brandmeldcentrale gemakkelijk bereikbaar
is voor het bevoegd personeel en de brandweer. Plaats de cen-
trale tegen de muur gebruikmakend van het meegeleverde sja-
bloon.
1 - Aansluiten netspanning
De elektrische bekabeling van de branddetectie dient in
een zwakstroomgoot te worden aangelegd, dus geschei-
den van sterkstroom. In geval van overige bekabeling
waarbij sprake kan zijn van inductiespanningen (bv. bij
frequentieregelaars) dient de bedrading van de centrale
geheel separaat aangelegd te worden.
Bij een voedingsspanning van 230 V is het verbruik van
de brandmeldcentrale bij alarm maximaal 1A. Maak
gebruik van een van de kabelingangen aan de boven-
zijde en houd de bedrading zo kort mogelijk. Sluit de
netspanning aan op de L, N en aarde klemmen. De cen-
trale dient op een aparte netspanningsgroep te worden
aangesloten.
2 - Accu
Nadat de netspanning is aangesloten kan de centrale
met de accu worden verbonden:
1,2 en 4 zonepanelen:
Deze centrales werken met één enkele accu van 12 V;
sluit de rode draad aan de rode klem (+) en de zwarte
draad aan de zwarte klem (-) van de accu.
8 zonepaneel:
Deze centrale werkt met twee batterijen van 12 V in
serie, dus 24 V. Verbind de rode klem (+) van de ene
accu met de zwarte klem (-) van de andere accu.
Verbind nadien de draden komende van de centrale
met de accu's: de rode draad aan de rode + klem en de
zwarte draad aan de zwarte - klem van de accu's.
3
Versie 06-05-05