Bedrijfsschakelaar
• Bereikt een schakelmoer (4) de eindstand dan raakt deze
de aanslag (6). Vervolgens draait de schakelmoer (4) met de
draadas (1) mee.
• De schakelnok (8) verplaatst het hefdeel (5a). De schakelveer
(5) bedient de bedrijfsschakelaar (A1 of B1).
De motorreductor stopt.
Beveiligingsschakelaar
• Indien een storing van de bedrijfsschakelaar optreedt,
bedient de schakelveer (5) de beveiligingsschakelaar (A2 of
B2).
• Dit zorgt dat de motorreductor stopt. Het voorkomt
gevolgschade aan het systeem.
7.2.6 Schakelmoeren - Vergrendelsysteem
Lees de informatie en instructies en volg ze op! Ze zijn
altijd van toepassing (in inbedrijfstellingsprocedures) op de
vergrendelstand van de schakelmoeren.
De schakelmoeren, op de draadas (1), hebben twee delen. Een
kartelring (2) en een stelring (3). De stelring (3) moet, indien in
bedrijf, vergrendeld zijn op de kartelring (2).
Instructies - Vergrendelstand
• Plaats de stiftsleutel (7) in de stelschroef (a).
• Draai de stelschroef (a) vast met het juiste aandraaimoment
(0,5 Nm).
7.3 Controle - Aansluitingen en functionele werking
Voor de controle, van een correcte aansluiting en functionele werking, zijn de volgende
voorwaarden en uitgangspunten van toepassing.
• Controlevolgorde: Controle is mogelijk van eindschakelaars A naar B of van B naar A.
In deze handleiding wordt eerst eindschakelaar A gecontroleerd en daarna eindschakelaar B.
• §7.3 en §7.4 (controle en afstelling) worden bij voorkeur direct na elkaar uitgevoerd.
• Uitgangspunt is een volledig en correct aangesloten aansluitschema (§5.4, §5.5, §5.6 of §5.7).
Aansluiting van alle beveiligingsschakelaars en bedrijfsschakelaars is verplicht.
Ridder Drive Systems B.V.
T +31 (0)341 416 854 - F +31 (0)341 416 611 - I ridder.com
25
0,5 Nm