Figuur 17
2. Sluit de het vrije uiteinde van de lange slang aan op de
fitting op het spuitpistool (Figuur 18).
1 2
g017765
Figuur 18
1. Slang
2. Slangklem
3. Zet het uiteinde van de slang vast met een slangklem.
4. Sluit de minkabel van de accu aan op de accu.
5. Druk op de opwindknop en wind de slang voorzichtig
op de haspel. Beweeg hierbij de slang van de ene naar
de andere kant om de slang gelijkmatig te verdelen over
de breedte van de haspel.
VOORZICHTIG
Handen, losse kleding, lang haar en sieraden
kunnen tijdens het opwinden worden
gegrepen door de slang en de haspel. Dit kan
letsel veroorzaken.
• Houd u handen tijdens het opwinden uit
de buurt van de haspel en de slang.
• Draag geen losse kleding of sieraden en
bind lang haar op.
4
3
3. Ribbel
4. Spuitpistool
Gebruiksaanwijzing
WAARSCHUWING
Hydraulische vloeistof die onder druk staat, kan
door de huid heen dringen en letsel veroorzaken.
• Houd lichaam en handen uit de buurt van
spuitdoppen waaruit onder hoge druk vloeistof
ontsnapt.
• Richt de spuitmachine nooit op mensen of
dieren.
• Controleer of alle vloeistofslangen en leidingen
in goede staat verkeren en alle aansluitingen en
verbindingsstukken stevig vastzitten voordat u
druk zet op het systeem.
• U kunt lekken opsporen met behulp van karton
of papier.
• Voer alle druk in het systeem veilig af voordat u
hieraan werkzaamheden gaat verrichten.
• Waarschuw onmiddellijk een arts als er
hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid.
• Hete vloeistoffen en chemicaliën kunnen
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Van spuitboommodus op
handmatige spuitmodus
zetten
1. Breng de spuitmachine tot stilstand en stel de
parkeerrem in werking.
WAARSCHUWING
Als u handmatig spuit terwijl u met de
machine rijdt, bestaat de kans dat u de
controle over de machine verliest. Dit kan
lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
Spuit daarom niet handmatig als u met de
machine rijdt.
2. Controleer of de trekker op het spuitpistool is
vergrendeld.
3. Draai de rode knop aan de zijde van de regelklep naar
de handmatige spuitmodus (Figuur 19).
9