handelen. Bel de brandweer via 112. Bovendien moet de schoorst-
eenveger worden geïnformeerd. Brandbare voorwerpen dienen van de
schoorsteen weggehaald te worden. Let op: ga in de tussentijd nooit
met water blussen. De temperatuur bij een schoorsteenbrand kan
oplopen tot 1300 °C. Het bluswater verandert onmiddellijk in stoom.
Een emmer met 10 liter water wordt omgezet in 17 kubieke meter
stoom. Door de enorme druk die daarbij ontstaat zou de schoorsteen
kunnen openscheuren. Na de brand moet de hele stookinstallatie door
een vakman op schade worden gecontroleerd en eventueel worden
gerepareerd.
• Voor een gelijkmatige vlammenbeleving en om storingen in de werking
te vermijden, wordt inbouw van een trekbegrenzer aanbevolen.
• Als de vuurpot overloopt, schakelt u de kachel onmiddellijk uit en con-
troleert u of de vuurpot vlak in de houder ligt en correct is gereinigd (zie
„3.3 Reiniging van de vuurpot").
1.4 VEILIGHEIDSFUNCTIES
De regeling van de pelletkachel Mellino H
bij een bedrijfsstoring automatisch in werking treden: Als de pelletkachel
zichzelf vanwege een storing uitschakelt, wordt op het bedieningspaneel
aan de hand van een foutcode de oorzaak van de storing aangeduid (zie „4
Ondersteuning bij storingen:).
Te weinig brandstof: Als de pellettank tijdens het gebruik leeg is, wordt
het vuur gedoofd, omdat de minimumtemperatuur niet meer wordt bereikt.
Er verschijnt een foutmelding die op het gebrek aan brandstof wijst. Na het
vrijgeven, bijtanken en vullen van de vijzel kan opnieuw worden gestart.
Zekering tegen elektrische overbelasting: De pelletkachel is met een
interne hoofdzekering beschermd tegen overstroom en interne kortsluiting.
Stroomuitval tijdens gebruik: Na een korte stroomuitval (tot ca. 30
seconden) wordt de verbranding voortgezet met de eerder ingestelde
O biedt veiligheidsfuncties die
2
NL 6
werkingsparameters. Bij een langere stroomuitval start de regeling de ont-
stekingsprocedure opnieuw op zodra de stroom terug is, en gaat de pellet-
kachel werken met de eerder ingestelde werkingsparameters.
Stroomuitval tijdens de startfase: Bij een korte stroomuitval wordt de
startprocedure voortgezet. Bij een langere stroomuitval gaat de regeling
zodra de stroom terug is in de uitschakelmodus, en aansluitend wordt de pel-
letkachel opnieuw opgestart met de eerder ingestelde werkingsparameters.
Uitschakeling bij te lage temperatuur: Als tijdens de werking de gebrui-
kelijke rookgastemperatuur gedurende een langere tijd wordt onderschre-
den of niet bereikt (bijv. wegens vochtige pellets, een gebrekkige pelletkwa-
liteit of een ontoereikend(e) onderhoud, resp. reiniging), leidt de regeling de
uitschakeling van de pelletkachel toestel in. Een nieuwe ingebruikname kan
alleen na het opheffen van de foutmelding.
Uitschakeling bij te hoge temperatuur: Als tijdens de werking de gebrui-
kelijke rookgastemperatuur gedurende een langere tijd wordt overschreden
(bijv. wegens ongeschikte brandstof of een ontoereikend onderhoud, resp.
reiniging), schakelt de regeling het toestel uit. Een nieuwe ingebruikname
kan alleen na het opheffen van de foutmelding.
Verbrandingskamerdeur open: Als de verbrandingskamerdeur tijdens de
werking wordt geopend, wordt na 20 – 30 seconden de uitdoofprocedure
ingeleid, om ervoor te zorgen dat geen giftige gassen in gevaarlijke hoeveel-
heden in de opstellingsruimte kunnen geraken.
Oververhitting: De waterwarmtewisselaar en de vijzel worden bewaakt
door een STB (een veiligheidstemperatuurbegrenzer - SicherheitsTem-
peraturBegrenzer). Als de vooraf ingestelde veiligheidstemperatuur in
de STB wordt overschreden, wordt de pelletkachel door de regeling uit-
geschakeld. Opnieuw inschakelen is pas mogelijk na afkoeling van het
toestel en door de foutmelding op het bedieningspaneel te bevestigen.
Bovendien moet de veiligheidstemperatuurbegrenzer worden ontgrendeld.