Als de batterij volledig ontladen is, kan het enkele minuten duren voordat de
batterij-indicator op het scherm wordt weergegeven en u weer met het apparaat
kunt bellen.
■ Bureaulader DT-19
Met de bureaulader kunt u de batterij van de telefoon laden met energie uit de
AC-6 oplader of uit uw laptop, als u daarbij de CA-101 gegevenskabel gebruikt.
Het laadniveau van de batterij van de telefoon wordt op het display aangegeven.
Met de bureaulader kunt u ook gegevens overdragen.
■ CA-101 gegevenskabel
De CA-101 gegevenskabel wordt gebruikt voor gegevensoverdracht en om de
batterij langzaam op te laden terwijl het apparaat op een computer is
aangesloten.
U moet het programma Nokia PC Suite downloaden voor gebruik met uw telefoon.
Indien beschikbaar kunt u updates downloaden. Ga naar www.nokia.com/support
voor meer informatie.
1. Sluit de stekker van de CA-101 kabel aan op de micro USB-connector aan de
onderkant van de telefoon.
2. Sluit de CA-101 kabel aan op de computer. De tekst USB-modus selecteren:
wordt weergegeven in het display van de telefoon.
3. Selecteer de gewenste USB-modus.
Met de AC-6 wordt de batterij veel sneller geladen dan met de CA-101. Als u
weinig tijd hebt, wordt u dan ook aangeraden de AC-6 oplader te gebruiken.
■ De telefoon in- en uitschakelen
1. Houd de Aan/uit-toets ingedrukt, zoals is weergegeven.
2. Als er om een PIN- of een UPIN-code wordt gevraagd,
toetst u de code in (weergegeven als ****) en vervolgens
selecteert u OK.
Wanneer u de telefoon voor de eerste keer inschakelt en de
telefoon in de standbystand staat, wordt u gevraagd de
configuratie-instellingen op te halen bij uw serviceprovider
(netwerkdienst). Bevestig of weiger de aanvraag. Zie "Configuratie" op pagina 38,
en "Dienst voor configuratie-instellingen" op pagina 15.
14
A a n d e s l a g