5 Monteren
Afb. 5.30 Aanbrengen (indien nodig) van extra daklatten
4
3
Afb. 5.31 Aanbrengen van de onderste nokplaatkoppeling
(verticale collector)
34
3
2
1
2
1
De ruimte tussen de bovenste collector (1) en
de nok van het dak is nodig voor de nok-
plaatkoppeling (2) waarop dan de nokplaat
wordt uitgelegd. Om een egaal vlak te
maken, moet u zo nodig enkele daklatten (3)
monteren.
>
Leg onderste nokplaatkoppeling (2)
(¬ tabel 5.1/5.3, post 16) en controleer of
het vlak egaal ligt.
>
Leg een of twee extra daklatten (3)
(¬ tabel 5.1/5.3, post 13) en inspecteer of
de boorgaten van de nokplaatkoppelingen
boven de daklatten vallen.
>
Leg nu de nokplaatkoppelingen terzijde
en schroef de daklatten vast. Vergewis u
ervan,
–
dat de daklatten één vlak vormen met
de buitenrand van de collector,
–
dat de daklatten midden op de dakspar-
ren eindigen en aansluiten bij de vol-
gende daklat.
s
Bij verticale collectorligging
>
Breng de onderste nokplaatkoppeling
(¬ tabel 5.1/5.3, post 16) boven de collec-
tor aan:
–
altijd een op de buitenrand
(max. 150 mm van de rand verwijderd).
–
altijd een per collectorstuiknaad
(in het midden).
>
Let er daarbij op dat de onderste nok
plaatkoppeling op de messing van het col-
lectorframe (1) valt.
>
Schuif een steunplank (¬ tabel 5.1,
post 18) door de lippen van de onderste
nokplaatkoppeling (2).
>
Koppel elk van de onderste nokplaatkop-
pelingen met twee schroeven nr. 2
(¬ tabel 5.2/5.4) met behulp van de
Torx-sleutel aan de steunplank om te
voorkomen dat die wegglijdt (3).
>
Schroef de onderste nokplaatkoppeling
boven op de daklat (4).
Handleiding voor het monteren van de auroTHERM 0020100604_00