6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
Stroomuitgang modus
Stroomuitgang min./max.
Stoorsignaalonderdruk-
king
36
In het menupunt "Stroomuitgang modus" bepaalt u de uitgangskarak-
teristiek en het gedrag van de stroomuitgang bij storingen.
De fabrieksinstelling is uitgangskarakteristiek 4 ... 20 mA, de sto-
ringsmodus < 3,6 mA.
In het menupunt "Stroomuitgang Min./Max." bepaalt u het gedrag van
de stroomuitgang tijdens bedrijf.
De fabrieksinstelling is min.-stroom 3,8 mA en max.-stroom 20,5 mA.
De volgende omstandigheden veroorzaken stoorreflecties en kunnen
de meting beïnvloeden:
•
Hoge sokken
•
Ingebouwde delen in de tank, zoals versterkingen
Opmerking:
Een stoorsignaalonderdrukking registreert, markeert en bewaart deze
stoorsignalen, zodat deze voor de niveau- en scheidingslaagmeting
worden genegeerd. Wij adviseren altijd een stoorsignaalonder-
drukking uit te voeren, om de grootst mogelijke nauwkeurigheid te
realiseren. Deze moet bij zo laag mogelijk niveau worden uitgevoerd,
zodat eventueel aanwezige stoorreflecties goed kunnen worden
geregistreerd.
Ga als volgt tewerk:
Kies eerst, of de meetsonde wel of niet is bedekt.
Wanneer de meetsonde is bedekt, voert u de werkelijke afstand in
van de sensor tot het oppervlak van het product.
VEGAFLEX 83 • Tweedraads 4 ... 20 mA/HART