Figuur 32
Standen van de tractiehendel en aandrijfhendel van de
messenkooi
1. N
EUTRAAL
2. Tractie – N
en
EUTRAAL
aandrijving messenkooi –
U
IT
3.
Zet de hendel naar de stand tractie – N
en de aandrijving messenkooi – U
4.
Zet de hendel naar de stand tractie – V
en de aandrijving messenkooi – A
geef meer gas totdat de machine de gewenste
snelheid heeft bereikt. Duw vervolgens de
machine de green op, laat de maai-eenheid neer
en begin met maaien.
De bedieningsorganen gebruiken
na het maaien
1.
Rij de machine van de green af, schakel de
messenkooi uit en zet de rijhendels in de stand
U
en zet de motor af.
IT
2.
Maak de grasmand leeg, monteer de grasmand
op de maaier en transporteer de machine naar
de stalling.
g000494
3. Tractie – V
OORUIT
(transport)
4. Tractie – V
en
OORUIT
aandrijving messenkooi –
A
AN
EUTRAAL
(Figuur
32).
IT
OORUIT
(Figuur
32),
AN
Na gebruik
Veiligheid na het werk
Algemene veiligheid
•
Zet de machine uit, verwijder het contactsleuteltje
(indien aanwezig) en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u
de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine
afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er
onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
•
Verwijder gras en vuil van de machine om brand te
voorkomen. Neem gemorste olie of brandstof op.
•
Laat de machine afkoelen voordat u deze in een
afgesloten ruimte stalt.
•
Sla de machine en de brandstofhouder niet op
op plaatsen waar open vlammen, vonken of
waakvlammen (bv. van een boiler of andere
toestellen) aanwezig kunnen zijn.
•
Zet de gashendel terug voordat u de motor uitzet
en sluit de brandstofafsluitklep (indien aanwezig)
na het maaien.
De machine transporteren
Na het maaien: transporteer de machine van
de werkplek, zie
De machine transporteren met
transportwielen (bladz. 23)
met een aanhanger (bladz.
27
of
De machine transporten
23).