hiervoor toegelaten en overeenkomstig
gekenmerkte verlengsnoeren.
Voorkom het per ongeluk starten. Controleer of
de aan-/uit-schakelaar is uitgeschakeld wanneer
de stekker in het stopcontact wordt gestoken.
8.4 Speciaal voor accumachines
Voorkom het per ongeluk starten. Verzeker u
ervan dat de schakelaar bij het insteken van het
accupack uitgeschakeld is.
Accupack
Het accupack (34) voor gebruik opladen.
Laad het accupack bij vermogensverlies weer op.
De optimale opslagtemperatuur ligt tussen 10°C
en 30°C.
Li-Ion-accupacks „Li-Power" hebben een
capaciteits- en signaalindicatie (33):
- Druk op toets (32) en de laadtoestand wordt
door de LED-verlichting aangegeven.
- Wanneer een LED-lampje knippert, is het
accupack bijna leeg en moet worden opgeladen.
Accupack verwijderen, plaatsen
Uitnemen: De knop voor de accupack-
ontgrendeling (31) indrukken en accupack (34)
naar achteren eruit trekken.
Inbrengen: accupack (34) erop schuiven tot deze
inklikt.
9. Bediening
Controleer voor de werkzaamheden of de
veiligheidsvoorzieningen feilloos functioneren.
Let steeds op een juiste houding en plaats
tijdens het zagen:
– neem plaats aan de voorkant;
– tegenover het zaagblad;
– van het opstuivende zaagsel.
Gevaar!
Fixeer het werkstuk indien mogelijk met de
werkstukspaninrichting (15).
Klemgevaar!
Pak tijdens het kantelen of zwenken van de
zaagkop niet in het scharnierbereik of onder het
apparaat!
Houd tijdens het kantelen de zaagkop vast.
Gebruik tijdens de werkzaamheden:
– Werkstuksteunen – bij lange werkstukken, die
na het afzagen van de tafel zouden vallen;
– Spaanzak of spaanafzuiginstallatie.
Zaag alleen werkstukken die groot genoeg zijn,
zodat ze bij het zagen veilig vastgeklemd
kunnen worden.
Druk het werkstuk tijdens het zagen steeds op
de tafel en plaats het nooit op zijn kant. Probeer
het zaagblad ook niet af te remmen door middel
van zijdelingse druk. Er bestaat een risico op
ongevallen als het zaagblad geblokkeerd wordt.
9.1 Rechte zaagsnedes
Uitgangspositie:
– Transportvergrendeling (25) eruit getrokken.
– Zaagkop naar boven gezwenkt.
– Zaagdieptebegrenzing (52) uitgeschakeld.
– Draaitafel staat in 0°-positie, vergrendelgreep
(11) voor draaitafel is vastgetrokken.
– Hoek van de kantelarm tot de verticale positie
bedraagt 0°, vergrendelingshendel (23) voor
het instellen van de hoek is vastgetrokken.
– Trekbank helemaal naar achteren.
– Borgschroef (13) van de trekbank is los.
Werkstuk zagen:
1. Werkstuk tegen de aanslag drukken en met de
werkstukspaninrichting (15) vastklemmen.
2. Bij bredere werkstukken: Zaagkop naar voren
(naar de bediener) trekken (trekbank).
3. Veiligheidsvergrendeling (27) activeren en
aan-/ uit-schakelaar (28) drukken en ingedrukt
houden.
4. Zaagkop aan de handgreep langzaam
helemaal naar beneden laten zakken en indien
nodig naar achteren (weg van de bediener)
schuiven. Tijdens het zagen de zaagkop
slechts zo stevig op het werkstuk drukken, dat
het motortoerental niet te sterk daalt.
5. Werkstuk in één keer doorzagen.
6. Aan-/ uit-schakelaar (28) loslaten en zaagkop
langzaam in de bovenste uitgangspositie terug
laten zwenken.
9.2 Versteksnede
Uitgangspositie:
– Transportvergrendeling (25) eruit getrokken.
– Zaagkop naar boven gezwenkt.
– Zaagdieptebegrenzing (52) uitgeschakeld.
– Hoek van de kantelarm ten opzichte van de
verticale positie bedraagt 0°,
vergrendelingshendel (23) voor het instellen
van de hoek is vastgetrokken.
– Trekbank helemaal naar achteren.
– Borgschroef (13) van de trekbank is los.
Werkstuk zagen:
1. Vergrendelgreep (11) van de draaitafel
losdraaien en de pal (12) losdraaien.
2. Gewenste hoek instellen.
3. Vergrendelgreep (11) van de draaitafel
vastdraaien.
4. Werkstuk zagen, zoals beschreven bij "Rechte
zaagsnedes".
9.3 Schuine zaagsnedes
Uitgangspositie:
– Transportvergrendeling (25) eruit getrokken.
– Zaagkop naar boven gezwenkt.
– Zaagdieptebegrenzing (52) uitgeschakeld.
– Draaitafel staat in 0°-positie, vergrendelgreep
(11) voor draaitafel is vastgetrokken.
– Trekbank helemaal naar achteren.
– Borgschroef (13) van de trekbank is los.
Werkstuk zagen:
1. Vergrendelhendel (23) voor het instellen van
de hoek aan de achterkant van de zaag los
maken.
2. Kantelarm langzaam in de gewenste positie
kantelen.
3. Vergrendelhendel (23) voor het instellen van
de hoek vasttrekken.
4. Werkstuk zagen, zoals beschreven bij "Rechte
zaagsnedes".
9.4 Dubbele versteksnedes
Aanwijzing:
De dubbele versteksnede is een combinatie uit
een versteksnede en een schuine snede. Dat
betekent, het werkstuk wordt schuin in richting
van de achterste aanleunrand en schuin naar de
bovenkant gezaagd.
Gevaar!
Bij de dubbele versteksnede is het zaagblad
vanwege de vergrootte hoek makkelijker
toegankelijk – hierdoor bestaat een verhoogd
letselrisico. Houd steeds voldoende afstand tot
het zaagblad!
Uitgangspositie:
– Transportvergrendeling (25) eruit getrokken.
– Zaagkop naar boven gezwenkt.
– Zaagdieptebegrenzing (52) uitgeschakeld.
– Draaitafel in gewenste positie vergrendeld.
– Kantelarm in gewenste hoek ten opzichte van
het werkstukoppervlak gekanteld en
vergrendeld.
– Borgschroef (13) van de trekbank is los.
– Trekbank helemaal naar achteren.
Werkstuk zagen:
Werkstuk zagen, zoals beschreven bij "Rechte
zaagsnedes".
9.5 Groeven zagen
Aanwijzing:
De zaagdieptebegrenzing maakt samen met de
trekbank het maken van groeven mogelijk. Hierbij
wordt geen deelsnede gemaakt, maar wordt het
werkstuk slechts tot op een bepaalde diepte
ingesneden.
Gevaar op terugslag!
Bij het maken van groeven is het bijzonder
belangrijk, dat er geen zijdelingse druk op het
zaagblad wordt uitgeoefend. De zaagkop kan
anders plotseling omhoog slaan! Gebruik voor het
maken van groeven een spaninrichting. Vermijd
een zijdelingse druk op de zaagkop.
Uitgangspositie:
– Transportvergrendeling (25) eruit getrokken.
– Zaagkop naar boven gezwenkt.
– Kantelarm in gewenste hoek ten opzichte van
het werkstukoppervlak gekanteld en
vergrendeld.
– Draaitafel in gewenste positie vergrendeld.
– Borgschroef (13) van de trekbank is los.
– Trekbank helemaal naar achteren.
Werkstuk zagen:
1. Zaagdieptebegrenzing (51) instellen op de
gewenste zaagdiepte en met de contramoer
fixeren.
2. Veiligheidsvergrendeling (27) losmaken en
zaagkop naar beneden zwenken om de
ingestelde zaagdiepte te controleren:
3. Proefsnede maken.
4. Indien nodig stap 1 en 3 herhalen totdat de
gewenste zaagdiepte is ingesteld.
5. Werkstuk zagen, zoals beschreven bij "Rechte
zaagsnedes".
10. Service en onderhoud
Gevaar!
Voor alle onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden dient u de stekker uit
het stopcontact te trekken of het accupack (34)
verwijderen.
– Andere dan de in dit hoofdstuk beschreven
onderhouds- of reparatiewerkzaamheden
mogen uitsluitend door geschoold personeel
worden uitgevoerd.
– Beschadigde onderdelen, in het bijzonder
veiligheidsvoorzieningen, mogen alleen door
originele onderdelen worden vervangen.
Onderdelen die niet gekeurd en vrijgegeven zijn
door de fabrikant kunnen onvoorzienbare
beschadigingen veroorzaken.
– Nadat u klaar bent met de service en/ of
onderhoudsbeurt, moet de goede werking van
alle veiligheidsvoorzieningen als eerste
gecontroleerd worden.
10.1 Zaagblad vervangen
Risico van verbranding!
Onmiddellijk na het zagen kan het zaagblad erg
heet zijn. Laat een heet zaagblad eerst voldoende
afkoelen. Reinig een heet zaagblad niet met
brandbare vloeistoffen.
Gevaar voor snijwonden bestaat ook
als het zaagblad stil staat!
Tijdens het losdraaien en vastdraaien van de
stelschroef (44) moet de pendel beschermkap
(6) over het zaagblad gezwenkt zijn. Bij het
vervangen van een zaagblad moet u
veiligheidshandschoenen dragen.
1. Stekker uit het stopcontact trekken of het
accupack (34) verwijderen.
2. Zaagkop in de bovenste stand brengen.
3. Zaagblad vergrendelen: De vergrendelknop
indrukken en hierbij het zaagblad met de
andere hand draaien, totdat de
vergrendelknop vastklikt. Vergrendelknop
ingedrukt houden.
NEDERLANDS nl
29