REMKO AMT
Reinigen van de apparaten
Om de binnenzijde van het appa-
raat te reinigen en om toegang te
krijgen tot de elektrische compo-
nenten
moet de behuizing van het appa-
raat worden geopend.
AAnwIjzInG
Instel- en onderhoudswerk-
zaamheden mogen uitsluitend
worden uitgevoerd door
geautoriseerd vakpersoneel.
1. De 2 bevestigingsschroeven [B]
demonteren.
2. De behuizing optillen en los-
maken van de lippen aan de
voorkant.
3. De lamellen van de condensator
reinigen door ze uit te blazen,
met de stofzuiger schoon te
zuigen of met een zachte borstel
of een zachte kwast te reinigen.
4. De verdamperlamellen reinigen
met bijv. een lauw zeepsopje of
iets dergelijks.
AAnwIjzInG
Bij het reinigen van de wissel-
aar moet men bijzonder voor-
zichtig zijn, omdat de dunne
aluminiumlamellen makkelijk
verbogen raken.
5. Niet blootstellen aan een recht-
streekse waterstraal.
6. Naspoelen met schoon water
om zeepresten te verwijderen.
7. Binnenkant van het apparaat en
de ventilatorwaaier reinigen.
1
8. Condensaatbak en aansluitstuk
reinigen.
9. Na de reiniging moet het ap-
paraat worden drooggemaakt.
Neem vooral de elektrische
componenten in acht!
10. Alle gedemonteerde onderde-
len in omgekeerde volgorde-
weer correct monteren.
11. Een functiecontrole en een
elektrische veiligheidscontrole
uitvoeren.
ATTEnTIE
Na alle werkzaamheden aan
de apparaten moet een elek-
trische veiligheidscontrole
worden uitgevoerd conform
VDE 0701.
Verhelpen van storingen
De apparaten zijn vervaardigd
volgens de modernste productie-
methoden en meermaals gecon-
B
troleerd op hun goede werking.
B
Mochten er toch functiestoringen
optreden, dient het apparaat eerst
gecontroleerd te worden aan de
hand van de onderstaande lijst.
Het apparaat start niet
stand van de aan/uit-schakelaar
■
controleren. Het groene contro-
lelampje moet branden
Aansluiting op het stroomnet
■
en de zekeringen van de opstel-
plaats controleren 230V/1~/50
Hz
Netstekker en netkabel controle-
■
ren op beschadiging
Vulpeil en correcte bevestiging
■
van het condensaatreservoir
controleren (niet bij AMT 110-E)
De instelling van de hygrostaat
■
(toebehoren) controleren.
De ingestelde waarde moet lager
zijn dan de relatieve luchtvoch-
tigheid in de opstelruimte
De tussenstekker van de hygros-
■
taat controleren op beschadiging
en correcte bevestiging
Het rode controlelampje
(storing) brandt
De koelkringloop is overbelast
■
of oververhit
Voordat het apparaat opnieuw
■
mag worden gestart, moet de
oorzaak van de storing worden
opgespoord.
Denk eraan dat het apparaat au-
tomatisch weer begint te lopen
nadat het is afgekoeld!
Het apparaat loopt, maar er
vormt zich geen condensaat
De kamertemperatuur controle-
■
ren
Het werkbereik van het appa-
raat ligt tussen 3 °C en 32 °C
De luchtvochtigheid controleren,
■
min. 40% r.l. is vereist
Het stoffilter controleren op
■
vervuiling en eventueel
reinigen of vervangen
De lamellen van de verdamper
■
en de condensator controleren
op vervuiling en eventueel reini-
gen
De verdamper controleren op
■
ijsvorming / rijpvorming.
Wanneer dit het geval is, moet
de werking van de ontdooiau-
tomaat en van de temperatuur-
sensor worden gecontroleerd
Wanneer het apparaat ondanks
■
de uitgevoerde controles niet
foutloos werkt, moet een geau-
toriseerd gespecialiseerd bedrijf
worden ingeschakeld
ATTEnTIE
Werkzaamheden aan de koel-
installatie en aan de elektrische
uitrusting mogen uitsluitend
worden uitgevoerd door een
gespecialiseerd bedrijf dat daar-
toe speciaal is geautoriseerd!