wordt veroorzaakt door koolmonoxide, het is niet aanbevolen het toestel te
gebruiken onder deze omstandigheden.
2.3 Omgevingsvereisten
Opslagomgeving
a) Temperatuur: -40℃~+60℃
b) Relatieve vochtigheid: ≤95%
c) Luchtdruk: 500hPa ~ 1060 hPa
Gebruiksomgeving
a) Temperatuur: 10℃~40℃
b) Relatieve Vochtigheid: ≤75%
c) Luchtdruk: 700hPa~1060hPa
3 Meetprincipe en Waarschuwing
3.1 Meetprincipe
Het principe van de saturatiemeting is als volgt: Een ervaringsformule van
gegevensverwerking maakt gebruik van de wet van Lambert Beer vastgesteld op
basis van Spectrum Absorptie Kenmerken van Reductieve hemoglobine (Hb) en
Oxyhemoglobine
(HbO
)
in
gloeiende
2
werkingsprincipe van het instrument is als volgt: Photoelectric Oxyhemoglobin
Inspection-technologie wordt gebruikt in combinatie met Capacity Pulse Scanning
& Recording-technologie zodat twee lichtbundels van verschillende golflengte
gericht kunnen worden op het uiteinde van een menselijke nagel via een sensor van
het type vingerklem. Het dan gemeten signaal wordt verkregen via een fotogevoelig
element. De verkregen informatie wordt weergegeven op het scherm door
verwerking in elektronische circuits en een microprocessor.
Figuur 1 Werkingsprincipe
3.2 Waarschuwing.
1. De vinger moet op de juiste manier geplaatst worden want anders kan deze
aanleiding geven tot een onnauwkeurige meting.
2. De SpO
sensor en de foto-elektrische ontvangstbuis moeten zo opgesteld zijn dat
2
de kleine arterie van de patiënt zich ertussen bevindt.
3. De SpO
-sensor mag niet gebruikt worden op een plek of ledemaat die verbonden
2
is met een arteriële canule, bloeddrukmanchet of een intraveneus infuus.
4. Zorg ervoor dat de vinger vrij is van optische obstakels zoals met rubber
handschoenen.
5. Te veel omgevingslicht kan het meetresultaat beïnvloeden. Denk daarbij aan
fluorescentielampen, Dual Ruby-licht, infrarood verwarmingstoestel, direct
zonlicht enz.
6. Ook zware activiteit van de patiënt of extreme elektro chirurgische storingen
kunnen de nauwkeurigheid beïnvloeden.
7. De patiënt mag geen nagellak of andere make-up dragen aan de vinger.
3.3 Klinische beperkingen
1. Aangezien de meting gebeurt op basis van de pols van de kleine arterie, is er een
aanzienlijke pulserende bloedstroom bij de patiënt vereist. Voor een patiënt die
een
zwakke
pols
heeft
omgeving/lichaamstemperatuur, zware bloedingen of gebruik van vasculair
samentrekkende medicijnen, zal de SpO
geval zal de meting gevoeliger zijn voor storing.
2. Voor
personen
met
bloedverdunningsmedicijnen
indigogroen en zuur indigoblauw, of koolmonoxidehemoglobine (COHb) of
methionine (Me+Hb) of thiosalicylisch hemoglobine, en sommige patiënten met
icterus problemen, zal de bepaling van de SpO
onnauwkeurig zijn.
3. Medicijnen zoals dopamine, procaïne, prilocaïne, lidocaïne en butacaïne kunnen
mogelijk ook foutieve SpO
-metingen veroorzaken.
2
4. Aangezien de SpO
-waarde als referentiewaarde fungeert bij de beoordeling van
2
anemisch zuurstofgebrek en toxisch zuurstofgebrek, is het mogelijk dat sommige
patiënten met ernstige anemie toch een goede SpO
4 Technische Specificaties
1) Scherm: OLED-weergave;
SpO
Meetbereik: 0% ~ 100%;
2
Meetbereik Hartslag: 30 spm ~ 250 spm;
Meetbereik Hartgolf: weergave van kolommen en weergave van de hartgolf.
2) Stroomvereisten: 2×1.5V AAA alkalinebatterij (of anders gebruik van
herlaadbare batterij), aanpasbaar bereik, : 2.6V~3.6V.
3) Stroomverbruik: Kleiner dan 30mA.
4) Resolutie: 1% voor SpO
en 1 spm voor Polsslag.
2
en
bijna
infrarode
zones.
als
gevolg
van
shock,
een
-golfvorm (PLETH) afnemen. In dat
2
zoals
methyleenblauw,
door dit meetapparaat mogelijk
2
-meting vertonen.
2
5) Meetnauwkeurigheid: ±2% in stadium van 70%-100% SpO
wanneer stadium kleiner dan 70%. ±2 spm tijdens een polsslag van 30-99 spm
en ±2% tijdens de polsslag van 100~250 spm .
6) Meetprestatie in zwakke vulomstandigheden: SpO
correct getoond worden wanneer pols-vul-ratio 0,4% bedraagt. SpO
bedraagt ± 4%, polsslagfout is ± 2 spm tijdens de polsslagratio van 30~99 spm
en ± 2% tijdens de polsslagratio van 100~250 spm .
7) Weerstand tegen omgevend licht: de afwijking tussen de waarde gemeten bij
kunstlicht of bij natuurlijk licht binnen en de waarde gemeten in een donkere
kamer is minder dan ±1%.
8) Het toestel is uitgerust met een functieschakelaar. De stroom van de Pulse
Oximeter kan uitgeschakeld worden wanneer er gedurende 5 seconden geen
vinger in de Pulse Oximeter zit.
9) Optische Sensor
Rood licht (golflengte is 660nm, 6.65mW)
Infrarood (golflengte is 880nm, 6,75mW)
5 Toebehoren
➢ Eén hangkoord;
Het
➢ Twee batterijen (optioneel);
➢ Eén gebruikershandleiding.
6 Installatie
6.1 Gebruiksaanwijzing
6.2 Batterij
lage
1. Plaats de twee AAA-batterijen in het batterijcompartiment in de juiste richting.
2. Schuif het batterijklepje horizontaal langs de pijl.
6.3 Bevestiging van het hangkoordje
1. Steek het uiteinde van het koord door het gat.
Steek het dikkere uiteinde van het touw door het eerste en haal het vervolgens
aan.
7 Bedieningshandleiding
A. Plaats de twee batterijen in de juiste richting en plaats dan het deksel terug.
B. Open de clip.
C. Laat de patiënt zijn of haar vinger in de rubberen kussentjes van de clip plaatsen
(let erop dat de vinger in de juiste positie geplaatst wordt), en clip de vinger
vervolgens vast. Zoals getoond in figuur 3.
a) Zorg ervoor dat de vinger niet trilt en dat de patiënt rustig blijft tijdens het
proces. Het is ook aanbevolen om het lichaam
niet te bewegen.
D. Lees de informatie rechtstreeks af van de schermweergave.
E. De knop
2
heeft drie functies. Wanneer de stroom van het toestel is
, en nietszeggend
2
en polsslag kunnen
-fout
2