De stooklijn wordt ingesteld tijdens de installatie van de verwarmingsinstallatie,
maar moet later misschien worden aangepast. Daarna hoeft de stooklijn niet
meer te worden aangepast.
LET OP!
In het geval van fijnafstellingen voor de binnentemperatuur, moet de
stooklijn naar boven of beneden worden verschoven in menu 1.1
tuur
.
°C
70
Förskjuten värmekurva
60
50
40
30
10
0
°C
70
60
Maximivärde
50
40
30
10
0
LET OP!
Vloerverwarmingssystemen worden normaal gesproken
ingesteld tussen 35 en 45 °C.
Controleer de max. temperatuur voor uw vloer bij uw installateur/vloerleve-
rancier.
Het getal aan het einde van de stooklijn geeft de helling van de stooklijn aan.
Het getal naast de thermometer geeft de verschuiving van de stooklijn aan.
Hoofdstuk 3 |
VVM 500 – tot uw dienst
- 10
- 20
- 30
- 40°C
UTETEMPERATUR
Minimivärde
- 10
- 20
- 30
- 40°C
UTETEMPERATUR
Verschuiving stooklijn
Een verschuiving van de stooklijn be-
tekent dat de aanvoertemperatuur
evenveel verandert voor alle buiten-
temperaturen. Een verschuiving van
de stooklijn van bijvoorbeeld +2
stappen (stippellijn) verhoogt de
aanvoertemperatuur met 5 °C bij alle
buitentemperaturen.
Aanvoertemperatuur: maxima-
le en minimale waarden
Aangezien de aanvoerleidingtempe-
ratuur niet hoger kan zijn dan de in-
gestelde max. waarde of lager dan
de ingestelde min. waarde, vlakt de
stooklijn af bij deze temperaturen.
max. aanvoertemp.
tempera-
NIBE™ VVM 500
29