Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Installatie; Algemeen - Nibe SOLAR FP215 P Handleiding Voor Installateur

Inhoudsopgave

Advertenties

3 Installatie

Algemeen

De installatie mag uitsluitend worden uitgevoerd door
gekwalificeerd personeel.
Het geleverde materiaal is het minimum dat nodig is voor
gebruik van een normale installatie, in speciale gevallen
kan het zijn dat er meer materiaal nodig is. Neem in geval
van twijfel contact op met de leverancier. Voorafgaand
aan de installatie en inbedrijfstelling van de zonlichtcol-
lectoren, moet informatie worden ingewonnen over de
toepasselijke standaarden en voorschriften.
Voorzichtig!
De installatie van een zonlichtcollector betekent
een aanzienlijk aanpassing aan een bestaand
dak. Voor wat betreft de dakbedekking, met
name dakpannen, dakpanelen of leisteen - zeker
op verbouwde en bewoonde zolders of ingeval
de minimale hoek van het dak ondermaats is
(ten opzichte van de bedekking) - moeten er
vergaande maatregelen worden getroffen tegen
vocht als gevolg van winddruk en schuivend
sneeuw. De situatie moet per geval door de in-
stallateur worden beoordeeld. Het dakontwerp
moet de wind- en de sneeuwbelasting die in de
betreffende regio voor kan komen kunnen
weerstaan.
Statische belasting
De installatie mag uitsluitend worden geplaatst op dak-
oppervlakken of steunconstructies met voldoende
draagcapaciteit en duurzaamheid. De statische belastings-
capaciteit van het dak en de dakconstructie moet indien
nodig voorafgaand aan het plaatsen van de zonlichtcol-
lector worden onderzocht. Het is van groot belang goed
te kijken naar de staat van houten dakconstructies en de
mogelijkheid om montagemiddelen voor zonlichtcollecto-
ren in de constructie vast te schroeven. De dakconstructie
moet zo nodig worden versterkt. In gebieden met
sneeuwval en harde wind is inspectie van het hele zon-
lichtcollectorsysteem volgens DIN 1055 deel 4 en 5, of
volgens landspecifieke voorschriften, van groot belang.
De kenmerken van de locatie van de installatie (meest
voorkomende windrichting, wervelwind, enz.) moeten
worden meegenomen in de berekening/evaluatie van de
vraag of deze omstandigheden leiden tot verhoogde be-
lastingen. De zonlichtcollector moet zo worden geïnstal-
leerd dat van de sneeuwvangers of vanwege andere op
de locatie geldende omstandigheden verschuivend
sneeuw niet in de buurt van de zonlichtcollectoren kan
komen.
De afstand tot de buitenste randen van het dak moet ten
minste 1 m zijn om de kans dat de wind de zonlichtcol-
lectoren kan losrukken tot een minimum te beperken.
SOLAR FP215 P/PL
Het installatiesysteem volgens DIN 1055 deel 5 voor
sneeuwzone II is bedoeld voor gebruik tot 400 m. boven
zeeniveau. We raden aan dat daken van plaatstaal wor-
den gebruikt in plaats van dakpannen die makkelijker
breken en/of het aantal beugels te verhogen bij sneeuw-
belastingen boven 0,75 kN/m² of windbelastingen boven
0,5 kN/m². Daken van plaatstaal zijn altijd beter bestand
tegen sneeuw en windbelastingen en worden daarom in
eerste instantie aanbevolen. Steen of leisteen kan onder
de ontstane druk sneller barsten. Als de installatie in el-
kaar wordt gezet op een pannendak, wordt aanbevolen
de sneeuw weg te halen als het pak sneeuw op de zon-
lichtcollectoren dikker is dan 30 cm. In sommige gevallen
is het mogelijk de sneeuw weg te laten smelten met be-
hulp van de geforceerde bediening van de circulatiepomp
in het zonnecircuit. Op andere dakbedekkingen dan
dakpannen is een dikte van 40 cm acceptabel voordat
de sneeuw weggehaald moet worden. (Let op! Als het
opnieuw gaat sneeuwen nadat de sneeuw eerst is gesmol-
ten en ineen is geklonterd, neemt de dichtheid ervan toe
en moet de sneeuw dus eerder worden weggehaald, ook
als het pak nog niet 30 of 40 cm dik is.)
Als er een kans is dat de sneeuw op de panelen of achter
de uiteinden van verhoogde panelen schuift, moeten
sneeuwvangers worden geplaatst om dit te voorkomen.
Zorg ervoor dat het materiaal onder het stenen dak vol-
doende stabiel is om de montagepunten op het dak te
dragen. Zo niet, dan moet het dak worden versterkt. De
installateur moet dit beoordelen en hierover een beslissing
nemen. Bij twijfel moet een bouwkundig ingenieur wor-
den ingeschakeld. We raden aan de pannen kleiner te
snijden zodat er geen puntbelasting voorkomt tussen het
dak en de beugels. De minimale afstand tussen stenen
daken bij overlappende punten en de onderkant van de
beugels is 3 mm. Dit is bedoeld om bewegingen in het
montagesysteem mogelijk te maken in reactie op voorko-
mende belastingen.
Bliksemafleider/aarding
Uitgangspunt: Omdat koperen of stalen leidingen van de
zonlichtcollector worden aangesloten op de zonnepomp
en de opslagunit, is het mogelijk dat elektrische stroom
de elektronische onderdelen weet te bereiken.
Schade als gevolg van blikseminslag komt maar weinig
voor en in de praktijk zijn de systemen bijna nooit uitge-
rust met een bliksemafleider.
De vereisten op het gebied van bliksembeveiliging staan
vermeld in DIN EN 62305 (VDE 0185-305) 2006-10. De
vereisten op het gebied van aarding zijn bepaald in DIN
18104:2007-09.
Interne bliksemafleider
Zowel rechtstreekse blikseminslag als stroompieken kun-
nen de elektronica in het regelsysteem beschadigen. Om
deze reden kunnen de metalen leidingen en de opslag-
Hoofdstuk 3 |
Installatie
7

Advertenties

Hoofdstukken

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Solar fp215 pl

Inhoudsopgave