2. Plaats de afdichtingsplaat op de gewenste positie en zoek
een golfpiek in het dakpaneel. Schroef de afdichtingsplaat in
de juiste positie vast met ten minste 4 schroeven.
Als het vilt op de isolatie rust, moet er in sommige gevallen
gebruik worden gemaakt van afstandstukken, bijv. verzinkte
leidingsteunen, ca. 10-12 mm in diameter.
Als de zonlichtcollector mogelijk wordt blootgesteld aan
zware windbelasting (met name bij verhoogde panelen), dan
moet de afdichtingsplaat met veel meer schroeven worden
vastgezet. De installateur moet dit per geval beoordelen op
basis van de omstandigheden, zoals:
1. Is de positie van de zonlichtcollector in de buurt van
randen van het dak?
2. Hoe goed grijpen de schroeven vast in het onderpaneel
(afhankelijk van het type basisoppervlak of het type
schroef)?
3. Wordt de zonlichtcollector verhoogd?
4. Is de installatie in een gebied waar over het algemeen
veel wind voorkomt?
5. Is de installatie in een gebied waar over het algemeen
veel sneeuw valt?
3. Rol het dakvilt uit (volle rol) en maak inkepingen voor bolling
of voor de schroeven in de afdichtingsplaat.
Op bestaande daken: Mechanische montage met minimaal 4
schroeven en een nieuwe afdeklip met een minimum formaat
van 1,0 x 1,5 m.
4. Verhit het dakvilt door de perforatie in de afdichtingsplaat
zodat het samensmelt met het onderliggende vilt.
Deze procedure moet worden uitgevoerd door een professional
(specialist op het gebied van bitumen daken).
SOLAR FP215 P/PL
Hoofdstuk 4 |
Montage
63