6
Bediening
6.1
Controles voor werkbegin
Voor het werkbegin de volgende controles uitvoeren:
Is het correcte beschermgas (Argon) aangesloten?
Is beschermgas in voldoende mate voorhanden?
Is genoeg koelmiddel voorhanden?
Zijn TIG-lastoorts en slangpaket niet beschadigt?
Is de electrode in goede toestand?
Is persoonlijke beschermings uitrusting aanwezig en onbeschadigd?
Zijn er geen gevaren in de werkomgeving?
6.2
TIG-lasproces
Aardkabel (in de regel positief) zo aan het werkstuk aanbrengen, dat
een direkte terugstroom naar de stroombron gegarandeerd is.
De beschermgashoeveelheid aan het reduceerventil instellen. Het
soort en de hoeveelheid beschermgas is afhankelijk van het TIG-
lasproces en de geometrie van het gasmondstuk.
Het soort lasstroom (AC of DC), de stroomsterkte en event. de
toevoegdraad snelheid al naar de lasopdracht instellen.
TIG-lasstroombron en de koelunit inschakelen.
Toorts nabij het werkstuk brengen, lasboog starten en het lassen
beginnen.
6.3
Werkonderbrekingen
Beschermgas nastroomtijd (post flow) afwachten.
TIG-lastoorts van het werkstuk verwijderen.
TIG-lastoorts geisoleerd wegleggen.
Na het einde van de werktijd Lasstroombron en koelunit uitschakelen
en de gastoevoer dichtdraaien.
Bediening
25