Waarschuwingen voor flareaansluiting
Zie de tabel voor de afmetingen als u met flares werkt en voor
de draaimomenten. (Door te vast aan te draaien kan de flare
splijten.)
Leiding-
Draaimoment
dikte
flaremoer
32,7~39,9 N•m
Ø9,5
(333~407 kgf•cm)
61,8~75,4 N•m
Ø15,9
(630~770 kgf•cm)
97,2~118,6 N•m
Ø19,1
(989,8~1208 kgf•cm)
Wanneer u de flaremoer monteert, moet u koelmachineolie op
de flare aanbrengen (op de binnen- en buitenkant) en de moer
eerst 3 of 4 keer met de hand draaien.
Smeer dit gedeelte in met ether- of esterolie.
Inspecteer de leidingaansluitingen met behulp van stikstof e.d.
op gaslekken na het beëindigen van de montage.
Waarschuwingen voor het gebruik van een sifon
Aangezien de olie in de stijgleiding terug naar de compressor zou
kunnen vloeien wanneer deze is gestopt en zo vloeistofcompressie
kan veroorzaken, of de olieterugvoer kan verslechteren, moet u op
een geschikte plaats in de stijggasleiding een sifon voorzien.
Installatieruimte sifon.
(Raadpleeg afbeelding 5)
A
Buitenunit
B
Binnenunit
C
Gasleiding
D
Vloeistofleiding
E
Olieafscheider
H
Installeer de sifon bij ieder hoogteverschil van 15 m.
Een sifon is niet nodig wanneer de buitenunit hoger staat dan de
binnenunit.
Waarschuwingen voor solderen
Werk met stikstof bij het solderen.
Wanneer u soldeert zonder stikstof te vervangen of zonder
stikstof in de leiding te blazen, wordt een aanzienlijke
geoxideerde filmlaag op de binnenkant van de leidingen afgezet,
wat een nadelig effect heeft op de kleppen en de compressors in
het koelsysteem en in de weg staat van een normale werking.
Wanneer u soldeert terwijl u stikstof in de leiding inbrengt, moet
de druk van de stikstof op 0,02 MPa staan met een reduceer-
ventiel (=net genoeg om op de huid te voelen).
1
2
6
1
Koelleiding
2
Te solderen deel
3
Tape
4
Handklep
5
Reduceerventiel
6
Stikstof
RR+RQ71+100B7V3B + RR+RQ71~125B7W1B
Split-systeem airconditioners
4PW19370-1C
A-afmetingen
voor werken
met flares (mm)
Flarevorm
12,8~13,2
90° ±2
A
19,3~19,7
R=0.4~0.8
23,6~24,0
3
4
5
6
L
UCHTLEDIG POMPEN
Ontlucht de lucht niet met koelmiddel. Gebruik een vacuüm-
pomp om de installatie te ontluchten. Er wordt geen extra
koelmiddel geleverd voor ontluchting.
De leidingen in de units zijn door de fabrikant gecontroleerd op
lekken. De monteur moet de ter plaatse aangebrachte
koelmiddelleidingen controleren op lekkage.
Controleer of de ventielen stevig gesloten zijn alvorens een
lekproef uit te voeren of te vacuümeren.
Installatie voor vacuümeren en lekproef:
A
Paarsysteem
B
Systeem voor simultane werking
1
Manometer
2
Stikstof
3
Koelmiddel
4
Weegapparaat
5
Vacuümpomp
6
Afsluiter
7
Hoofdleiding
8
Afgetakte leidingen
9
Aftakleidingpakket (los verkrijgbaar)
Procedure voor lekproef
Lekproef moet in overeenstemming zijn met EN378-2.
1
Zuig de leidingen leeg en controleer het vacuüm
1 minuut geen drukstijging.)
2
Breek het vacuüm met minimaal 2 bar stikstof. (Laat de druk
nooit hoger dan 4,15 MPa stijgen.)
3
Voer op de koppeldelen van de leidingen de lektest uit met
behulp van zeepsop, etc.
Laat de stikstof ontsnappen.
4
5
Leegzuigen en vacuüm nogmaals controleren
6
Wanneer de vacuümmeter niet meer stijgt, mag u de afsluiters
openen.
(1) Gebruik een 2-traps vacuümpomp met terugslagklep die tot
–100,7 kPa (5 Torr, –755 mm Hg) kan vacumeren.
Pomp het systeem met een vacuümpomp via de vloeistof- en
gasleidingen langer dan 2 uur vacuüm en breng het systeem
op een onderdruk van –100,7 kPa. Als het systeem al meer
dan een uur in die toestand is dient u te controleren of de
vacuümmanometer stijgt of daalt. Als de druk is gestegen,
kan het systeem vocht of lekkages bevatten.
LET OP
Als de mogelijkheid bestaat dat er zich vocht in het
systeem bevindt dient u het volgende te doen (als het
leidingwerk is uitgevoerd in het regenseizoen of
gespreid werd over een langere periode kan er tijdens
de werken vocht in de leidingen zijn terechtgekomen).
Breng het systeem na de 2 uur vacuümpompen met
stikstofgas op een druk van 0,05 MPa (door het
vacuüm
te
verbreken)
vervolgens met de vacuümpomp gedurende 1 uur
opnieuw vacuüm tot –100,7 kPa (vacuümdrogen). Als
u het systeem binnen de 2 uur niet kan evacueren tot –
100,7 kPa dient u de vacuümonderbreking en het
vacuümeren te herhalen. Als het systeem vervolgens
gedurende een uur is gevacuümeerd dient u na te
gaan of de vacuümmanometer niet stijgt.
Na het ontluchten met een vacuümpomp kan het
gebeuren dat de koelmiddeldruk niet stijgt, zelfs niet
wanneer de afsluiter open is gedraaid. De reden
hiervoor is dat bijv. de afsluiter in het buitenunitcircuit
gesloten is, maar dit vormt geen probleem om de unit
te gebruiken.
zie
afbeelding 7
(1)
. (Gedurende
(1)
.
en
pomp
het
systeem
Montagehandleiding
8