• Ter bescherming van de gasmagneetkleppen van
de brander raden wij aan een gasfilter volgens
DIN 3386 in de aanvoerleiding naar het toestel in
te bouwen.
• De SolvisMax/Ben Gas kan met brandgassen van
de 2e en 3e gasfamilie worden gestookt.
• Als gassen van de 3e gasfamilie (vloeibaar gas)
worden gebruikt, dan moet de ombouwset voor
vloeibaar gas (toebehoren, apart bestellen) wor-
den ingebouwd, zie
vloeibaar gas", pag. 7.
Gasleiding aansluiten
1. De gasleiding op de gasvoorziening aansluiten (installa-
teur).
5.5.3 Rookgasafvoer aansluiten
Algemene aanwijzingen met betrekking tot het rookgas-
afvoersysteem
Onderstaand is enige informatie samengesteld die voor de
montage van de door Solvis aangeboden rookgasafvoer-
systemen bepalend zijn.
Normen en voorschriften
Afgezien van de erkende technische regelgeving dienen in
het bijzonder de volgende punten in acht genomen te
worden:
• Bepalingen uit het keurings- resp. registratiebeschikking
(bij het rookgasafvoersysteem meegeleverd).
• Regionale bouwrechtelijke bepalingen.
• De bepalingen en voorschriften voor de rookgasafvoer
kunnen per land benevens regionaal verschillend zijn.
• De verantwoordelijke regionale schoorsteenveger dient
om die reden in het ontwerp van de installatie te worden
betrokken.
Toepassingsgebied van het CAS-rookgasafvoersysteem
Buizen en vormstukken van het CAS-rookgasafvoersysteem
zijn gemaakt van PP, de concentrische buitenbuizen van
witte, gemoffelde plaat. Uit de buizen en vormstukken
inclusief pakkingen wordt de complete rookgasafvoer door
middel van steekverbindingen samengesteld. De rookgas-
afvoeren worden in of aan gebouwen opgebouwd. De
maximaal toegestane rookgastemperatuur voor het
Centrotherm-rookgasafvoersysteem (CAS) bedraagt 120°C.
Het aantal maximale lengtes kan met behulp van onder-
staande tabel worden bepaald.
Aan de leidingen gestelde eisen
De rookgasafvoerleidingen moeten buiten de opstelruimte
van de vuurhaard in een eigen, voldoende geventileerde
schacht worden opgenomen (vgl.
mum binnenmaten"). De schachten moeten uit niet-
brandbare, vormvaste materialen bestaan en een brand-
vertragingsduur van 90 min. bieden. Bij gebouwen met een
geringere bouwhoogte is een brandvertragingsduur van 30
min. voldoende.
SOLVIS MAL-SX-LN-3-NL · Technische wijzigingen voorbehouden · 29035-3f
hfdst. "Ombouw voor
tabel "Vereiste mini-
Vereiste minimum binnenmaten
Constructie Schacht
DN 60
rechthoekig
110 x 110
rond
ø 110
Alle maten in mm
Bij gesloten toestellen kunnen tussen leiding en schacht
ook kleinere afstanden worden geselecteerd. In dat geval
is voor de installatie een individuele indeling nodig. Neem
hiervoor contact op met de klantendienst (zie voor het
telefoonnummer pagina 2).
Rookgasafvoerbuizen afkorten
Alle rookgasafvoerbuizen kunnen afgekort worden.
Bij een montage in de schacht moet de rookgasafvoer
minimaal 100 mm uit de schachtafdekking uitsteken.
Schoonmaken van oude schoorstenen
Indien de verbrandingslucht via een bestaande schoor-
steenschacht wordt aangezogen, dient de schoorsteen
principieel door een vakfirma schoongemaakt te worden.
Dat geldt in het bijzonder als voorheen oliegestookte of -
installaties voor vaste brandstoffen aangesloten waren.
Indien na het schoonmaken opnieuw stofbelasting door
poreuze/brokkelige schoorsteenvoegen te verwachten is,
dienen geschikte tegenmaatregelen getroffen te worden.
Afstandhouders
Afstandhouders moeten in de schacht minimaal om de 2 m
en aan iedere bocht of ieder T-stuk bevestigd worden. Bij
toepassing van flexibele rookgasafvoer geldt bovendien
dat voor en na ieder verzet een afstandhouder aange-
bracht dient te worden. De maximale schachtafmetingen
dienen een diameter resp. een lengte van een zijde van
240 mm niet te overschrijden, opdat de functie van de
afstandhouders gegarandeerd blijft.
Bevestiging van de rookgasafvoerbuizen
De rookgasafvoerbuizen zijn in de stookruimte steeds in
een afstand van 1 m te bevestigen.
Minimaal afschot bij rookgasafvoerbuizen
De rookgasafvoer moet onder afschot naar de vuurhaard
gelegd worden opdat het condenswater uit de rookgasaf-
voer naar het centrale condenswaterverzamelpunt kan
aflopen.
Minimaal afschot:
• horizontael rookgasafvoer > 5% (5 cm per 1 m)
Reinigings- und controleopeningen
Rookgasinstallaties moeten makkelijk en veilig te reinigen
zijn, alsmede op vrije doorgang en dichtheid gecontroleerd
kunnen worden. Hiertoe moet in de opstellingsruimte
minstens één reinigingsopening in de rookgasafvoer inge-
bouwd worden, resp. een volgende voor iedere bocht.
Rookgasinstallaties, die niet onderin gecontroleerd kunnen
worden, moeten in de dakruimte nog een reinigingsope-
ning hebben. Schachten voor rookgasafvoeren mogen
geen openingen hebben, behoudens de noodzakelijke
reinigings- en controleopeningen alsmede openingen voor
het ventileren van de rookgasafvoer.
Afstanden naar brandbare onderdelen
Bij het installeren van het rookgasafvoersysteem is zorg-
vuldig op de afstand naar brandbare onderdelen te letten.
5 Montage
DN 80
135 x 135
ø 155
15