Na het maken van alle aansluitingen wordt de lek-
test met droge stikstof uitgevoerd. Voor het contro-
leren op lekkages lekopsporingsspray spuiten op
alle aansluitingen. Zijn bellen te zien, is de aanslui-
ting niet correct uitgevoerd. Draai dan de schroef-
verbindingen strakker aan of maak eventueel een
nieuwe felsrand aan de leiding.
Ontluchten
Na succesvolle lektest wordt de overdruk uit de
koudemiddelleidingen verwijderd en een vacuüm-
pomp met een absolute onderdruk van min. 10
mbar in bedrijf genomen, om voor een vacuüm in
de leidingen te zorgen. Bovendien wordt zo het
aanwezige vocht uit de leidingen verwijderd.
AANWIJZING!
Er moet een vacuüm van min. 20 mbar abs.
worden bereikt!
De tijdsduur voor het verkrijgen van het vacuüm is
afhankelijk van de einddruk, leidingvolume van de
binnenunit en de lengte van de koudemiddellei-
dingen, de procedure duurt echter minimaal 60
minuten. Zodra de vreemde gassen en het vocht
volledig uit het systeem verwijderd zijn, de kleppen
van het manometerstation sluiten en de kleppen
van de buitenunit openen, zoals beschreven is in
het hoofdstuk "Inbedrijfstelling".
Inbedrijfstelling
AANWIJZING!
De inbedrijfstelling mag alleen door speciaal
geschoold vakpersoneel uitgevoerd en gedocu-
menteerd worden.
Voor de inbedrijfstelling van de totale installatie
moeten de gebruikshandleidingen van de bin-
nenunit en de buitenunit worden opgevolgd.
Nadat alle onderdelen zijn aangesloten en getest,
kan de installatie in bedrijf worden genomen. Voor
een correcte werking moet voor de overdracht aan
de exploitant een functionele controle worden uit-
gevoerd, om eventuele onregelmatigheden tijdens
bedrijf te kunnen constateren. Deze controle is
afhankelijk van de gemonteerde binnenunit. In de
gebruikshandleiding van de in bedrijf te nemen bin-
nenunit is de werkwijze vastgelegd.
Functionele controle en proefdraaien
Controleer de volgende punten:
n
Dichtheid van de koudemiddelleidingen.
Gelijkmatige loop van compressor en venti-
n
lator.
n
Afgifte van warmer water in de binnenunit en
afgifte van koude lucht bij buitenunit tijdens
verwarmingsbedrijf.
n
Functiecontrole van de binnenunit en het cor-
recte verloop van alle programma's.
n
Controle van de oppervlaktetemperatuur van
de zuigleiding en bepaling van de verdamper-
oververhitting. Houd voor een temperatuurme-
ting de thermometer op de zuigleiding en trek
van de gemeten temperatuur, de op mano-
meter afgelezen kookpunttemperatuur af.
De gemeten temperaturen in het inbedrijfstel-
n
lingsprotocol noteren.
Functietest van de bedrijfsmodus Verwarmen
1.
Neem de afsluitdoppen van de kleppen.
2.
Begin de inbedrijfstelling, door de afsluiters
van de buitenunit kort te openen, tot de
manometer een druk van ca. 2 bar aangeeft.
3.
Controleer de dichtheid van alle gemaakte
aansluitingen met lekopsporingsspray en
geschikte lekzoekapparatuur. Heeft u geen
lekkages gevonden, draai dan de afsluiters
met een zeskantsleutel linksom tot de aan-
slag open. Zijn lekkages geconstateerd, moet
het koudemiddel worden afgezogen en de
defecte aansluiting opnieuw tot stand worden
gebracht. Het opnieuw tot stand brengen van
een vacuüm en een droging is daarbij ver-
plicht!
4.
Schakel de aanwezige hoofdschakelaar resp.
de zekering in.
5.
Programmeer de Smart Control.
6.
Het verwarmingsbedrijf inschakelen
Door de inschakelvertraging begint de
compressor pas enkele minuten later te
lopen.
7.
Controleer tijdens het proefdraaien alle
regel-, besturings- en veiligheidsinrichtingen
op werking en correcte instellingen.
8.
Meet alle koudetechnische gegevens en
noteer de meetgegevens in het inbedrijfstel-
lingsrapport.
9.
Verwijder de manometer.
Afsluitende maatregelen
63