REMKO serie WKF NEO-compact
Warmtebron
Er zijn drie typen warmtebronnen waaraan warmte-
pompen energie kunnen onttrekken. Dat zijn de
lucht, de aarde zelf en het grondwater. De lucht-
warmtepompen hebben het voordeel dat lucht
overal onbeperkt aanwezig is en gratis kan
worden gebruikt. Een nadeel is echter, dat de bui-
tenlucht het koudst is, als de behoefte aan warmte
het grootste is.
Aardwarmtepompen onttrekken warmte aan de
aarde. Dit gebeurt via buizen die op ca. 1m diepte
worden gelegd of door een diepe boring. Nadelen
zijn de grote oppervlaktebehoefte voor de
slangen of de hoge prijs voor de boring. Boven-
dien kan de aarde permanent afkoelen.
Water-warmtepompen hebben twee bronnen
nodig om warmte uit het grondwater te kunnen ont-
trekken, een zuigput en een zinkput. Het realiseren
hiervan is niet overal mogelijk, kan duur zijn en er
moeten vergunningen voor worden aangevraagd.
Werking van de warmtepomp
Een warmtepomp is een apparaat dat via een
werkmedium omgevingswarmte bij lage tempera-
turen opneemt en daarheen brengt, waar deze
voor verwarmingsdoeleinden kan worden gebruikt.
Warmtepompen werken volgens hetzelfde principe
als de koelkast. Het verschil is dat bij warmte-
pompen het "afvalproduct" van de koelkast, de
warmte, het beoogde doel is.
A
Afb. 34: Werkingsschema verwarmen inverterwarmtepomp
A: Buiten
B: Binnen
C: Warmtepomp buitenunit
D: Warmtepomp binnenunit
36
1
2
C
3
Het koelcircuit bestaat uit de hoofdcomponenten
verdamper, compressor, condensator en een
expansieventiel. In de lamellenverdamper ver-
dampt het koudemiddel bij lage druk ook bij een
lage temperatuur van de warmtebron, door het
opnemen van omgevingsenergie. In de com-
pressor wordt het koudemiddel met elektrische
energie door compressie op een hoger druk- en
daardoor ook temperatuurniveau gebracht. Daarna
komt het hete koudemiddelgas in de condensator
terecht, een platenwarmtewisselaar. Hier conden-
seert het hete gas en geeft de warmte daarbij af
aan het verwarmingssysteem. Het vloeibare kou-
demiddel wordt nu in een smoorelement, de
expansieventiel, ontspannen en zo afgekoeld.
Daarna stroomt het koudemiddel weer in de ver-
damper en is de kringloop gesloten.
De regeling gebeurt door de Smart Control, die
niet alleen voor de veiligheidsfuncties zorgt maar
ook voor het zelfstandige en permanente bedrijf
van het systeem. Tot het watercircuit in de binnen-
unit behoren ook een ingebouwde vuilvanger, een
ingebouwde 3-weg-omschakelklep en een email
tapwaterreservoir naar keuze met 200/300L
inhoud.
Wand- en vloerconsoles, een condensopvangbak,
verwarming voor het condenswaterreservoir, een
3-weg-omschakelklep, overstroomklep en extra
voelers zijn verkrijgbaar als accessoires.
4
1: Comprimeren
2: Verdampen
3: Ontspannen
4: Condenseren
B
D