3. Schuif het papier zo ver mogelijk in de printer.
4. Schuif de papiergeleider stevig tegen de rand van het papier.
Afdrukken
Opmerking
Als het softwareprogramma beschikt over een functie voor het
afdrukken van opstrijkpatronen, volgt u de instructies van het softwareprogramma op.
Volg de onderstaande instructies op als dit niet het geval is.
1. Open het
"Dialoogvenster Eigenschappen voor printer" op pagina
2. Klik op het tabblad Functies en geef de volgende afdrukinstellingen op:
•
Afdrukkwaliteit: Normaal of Beste.
•
Papiersoort: Klik op Meer, klik op Speciaal Papier en vervolgens op Overig
speciaal papier.
•
Formaat: een geschikt papierformaat
3. Klik op het tabblad Geavanceerd.
4. Klik op Printerfuncties en stel Spiegelbeeld in op Aan.
Opmerking
In sommige softwareprogramma's voor opstrijkpatronen hoeft u de
pagina niet in gespiegeld beeld af te drukken.
5. Selecteer desgewenst nog andere afdrukinstellingen en klik op OK.
Gebruik de
"Helpfunctie Wat is dit?" op pagina 47
in het dialoogvenster Eigenschappen voor printer.
46.
voor meer informatie over de functies
Opstrijkpatronen afdrukken
35