Gebruikershandleiding en Inspectieboekje
Overzicht
5.1.6 Cabinegordijn
Afb. 31: Bestuurderscabine met
opgehangen cabinegordijn, voorbeeld
5.1.7 Airconditioning (optioneel)
Afb. 32: Airconditioning (optioneel)
70
De voorkant van het voertuig kan met een gordijn aan alle
kanten tegen ongewenste inkijk worden bekleed.
Dit cabinegordijn wordt zo nodig eenvoudig met drukknoppen
bevestigd.
Tijdens het rijden mag het zicht door voorruit en zijruiten niet
beperkt, afgedekt of verduisterd zijn.
Daarom vóór het rijden altijd eerst het cabinegordijn volledig
aan de voorkant verwijderen!
Op speciaal verzoek is een speciale opbouw airconditioning
beschikbaar voor de regulering van de temperatuur en het
interne klimaat.
Bij gebruik 's zomers genereert de airconditioning ontvochtigde
gekoelde lucht. Bij gebruik in de winter produceert zij extra
warme lucht, zonder daarbij echter de verwarming van het
voertuig te vervangen.
De airco wordt in het dak van het voertuig geïnstalleerd.
Bediening, onderhoud en service van de airco worden uitvoerig
omschreven in de bijbehorende en meegeleverde handleiding.
AANWIJZING
Een latere montage van de airco is niet mogelijk
omdat er geen dakversterking is!
3532084