3 - GEBRUIKSAANWIJZING
Wandmontage
met otentiometer
Regeling van de temperatuursinstelling:
De temperatuur wordt ingesteld door het verdraaien ± van de potentiometer
■ In de middenstand is, in de comfortstand, het instelpunt voor de verwarming 19 °C en het instelpunt voor de koeling 23 °C of
25 °C. De instelwaarden zijn regelbaar binnen een marge van ± 6 °C.
■ De neutrale zone is 4 of 6 K, afhankelijk van de gekozen regeling.
■ In de nachtstand worden het instelpunt voor de verwarming en het instelpunt voor de koeling automatisch 5 °C verschoven ten
opzichte van de comfortinstelling die de stand van de potentiometer aangeeft
■ Het vorstvrije instelpunt is onveranderbaar 8 °C.
Regeling van de ventilatie:
De gebruiker kan door middel van de toets
een elektrische batterij:
■ Wanneer de gebruiker de lage ventilatiesnelheid kiest, wordt de relatieve pulsduur van de elektrische verwarming begrensd tot
50%.
■ Als de gebruiker de middelste ventilatiesnelheid kiest, wordt de relatieve pulsduur begrensd tot 80%.
Deze begrenzing van de relatieve pulsduur moet oververhitting in het apparaat voorkomen.
Opmerking over ventilatie alleen in de neutrale zone in de comfortstand:
Regeling: S.6=OFF: ventilatie uit in neutrale zone: met een inbouwkastje en S.6=OFF, wordt de lage snelheid van de ventilator
periodiek elke 60 minuten gedurende 1 minuut ingeschakeld.
Deze periodieke ventilatie voorkomt gelaagdheid en zorgt ervoor dat de retoursensor beter wordt geventileerd.
Dit programma wordt ook uitgevoerd op de wandthermostaat, als een sensor voor de temperatuur van de retourlucht is verbonden
met de aansluitingen 8-9.
Instelling S.6 = ON: Permanente ventilatie in neutrale zone:
De ventilator blijft werken met de op de keuzeschakelaar gekozen snelheid
Beveiliging door naventilatie:
Deze treedt automatisch in werking in de volgende situaties:
■ Na het verwarmen of het koelen, blijft de ventilator nog ongeveer 2 minuten op lage snelheid draaien om voor naventilatie te
zorgen.
■ Ook na het uitzetten van de thermostaat (stand
Omdat de naventilatie een veiligheidsfunctie is, heeft deze altijd voorrang boven andere acties van de regelaar. Wanneer de
stand van de aan/uit-schakelaar en/of van de potentiometer wordt veranderd terwijl de beveiliging door naventilatie actief is op
de regelaar, dan komt de V30 niet in werking zolang de 2 minuten nog niet geheel zijn verstreken. Na afloop van de beveiliging,
hervat de V30 zijn normale werking voor het verwarmen of koelen of voor het selecteren van de snelheid.
Regeling van de werkstand:
De stand
schakelt automatisch de thermostaat in de vorstvrije stand (+8 °C) (met alleen ventilatie op lage snelheid).
Regeling zomer/winter omschakeling:
De zomer/winter omschakeling kan op 2 manieren gerealiseerd worden:
■ Automatisch met een omschakelsensor die de watertemperatuur meet
■ Op afstand met een besturingslijn (open/dicht contact).
- Contact open: koude stand
- Contact dicht: warme stand
2
2
1
2
kiezen uit 3 handbediende ventilatiesnelheden Bijzonderheid van de besturing van
) is er een naventilatie op lage snelheid van 2 minuten.
NL-5
1
1
Inbouwmontage
(verbonden met de
ventilatorconvector)
met potentiometer
V30