10 - INSTALLATIE VAN HET KASTJE
Het apparaat moet geïnstalleerd worden volgens het bij de ontvangstbevestiging gevoegde aansluitschema. Het
moet geïnstalleerd worden volgens de juiste regels en in overeenstemming met de ter plaatse geldende normen.
Voor een installatie die overeenkomt met klasse II, moet u zich beslist aan de betreffende installatieregels houden.
Bevestiging:
■ Op inbouwunit 60 mm; kabeldoorvoer aan de achterkant
■ rechtstreeks op de wand via de daarvoor bestemde gaten, kabeldoorvoer via de voorgestanste gaten in
grondplaat aan de boven- of onderkant.
Elektrische aansluiting:
■ Open het kastje
■ Maak de aansluiting volgens het bijgevoegde schema naargelang de toepassing. De aansluitdraden van de regelaar, de
omschakelsensor, de ventilator, de waterregelventielen en de elektrische batterij geleiden een spanning van 230V~ en moeten
dus die afmetingen hebben.
■ Stel de switches in voor de gekozen toepassing.
N.B.: De draden van de retoursensor of omschakelsensor moeten zo kort mogelijk worden gehouden en moeten op afstand
van de vermogensdraden blijven.
De maximumlengte van de draden met 1 thermostaat en 1 apparaat is 10 meter.
Aansluitschema van het kastje:
V30
230 V
2
L
50/60 Hz
1
N
7
6
N
8
9
10
NTC
NTC10000
2 pt
230 V
Xs
SELV
GND
DI1
13 14
5
4
3
I
II
III
NL-15
11
C/O
d e
V30