6 Onderhoudsinstructies
•
Wanneer u de accu plaatst, sluit u eerste de positieve pool aan en controleert u of de
poolklemmen stevig vastzitten.
•
Nadat u de accu in het voertuig hebt geplaatst, verwijdert u de beschermkap van de
positieve pool en plaatst u deze op de pool van de vervangen accu, om eventuele
kortsluiting en verbinding met aarde te voorkomen.
•
Gebruik onderdelen van de vervangen accu, zoals poolkapjes, bochten,
ontluchtingspijpaansluiting en poolhouders (waar van toepassing). Gebruik beschikbare of
geleverde vuldoppen.
•
Laat ten minste één ontluchtingsopening open, als u dat niet doet bestaat er
explosiegevaar. Dit geldt ook wanneer u oude accu's inlevert.
4 Opladen
•
Verwijder de accu uit het voertuig en maak eerst de kabel van de negatieve pool los.
•
Zorg voor goede ventilatie.
•
Gebruik alleen geschikte gelijkstroomladers.
•
Sluit de positieve pool van de accu aan op de positieve uitgang van de lader. Sluit de
negatieve pool op dezelfde manier aan.
•
Schakel de lader pas in nadat de accu erop is aangesloten en schakel de lader pas uit
nadat de accu volledig is opgeladen.
•
Aanbevolen laadstroom: 1/10 ampère van de accucapaciteit in Ah.
•
Gebruik een lader met een constante laadspanning van 14,4 V om op te laden.
•
Als de temperatuur van het accuzuur hoger wordt dan 55 graden Celcius, stopt u met laden.
•
De accu is volledig opgeladen wanneer de laadspanning gedurende twee uur niet meer
omhoog gaat.
5 Onderhoud
•
Houd de accu schoon en droog.
•
Veeg de accu alleen schoon met een vochtige, antistatische doek om explosiegevaar
te voorkomen.
•
Maak de accu niet open.
•
Laad de accu op bij onvoldoende vermogen om te starten (zie item 4).
6 Starten met een hulpaccu
•
Gebruik alleen een gestandaardiseerde startkabel die voldoet aan DIN 72553 en volg de
gebruiksaanwijzing.
•
Gebruik alleen accu's met dezelfde nominale spanning.
•
Schakel de motoren van beide voertuigen uit.
•
Sluit eerst de twee positieve polen (1) en (2) aan, sluit daarna de
negatieve pool van de opgeladen accu (3) aan op een metalen
onderdeel (4) van het voertuig waarvan de accu leeg is, niet in
de buurt van de accu. Start de motor van het voertuig dat hulp
verleent en start vervolgens de motor van het voertuig dat hulp
nodig heeft gedurende maximaal 15 seconden.
•
Maak de kabels in omgekeerde volgorde los (4, 3, 2, 1).
7 Accu buiten gebruik stellen
•
Laad de accu op. Bewaar de accu op een koele plaats of in het voertuig, met de negatieve
pool losgekoppeld.
•
Controleer de laadstatus van de accu regelmatig en laad bij wanneer dat nodig is
(zie item 4).
C190-0426 - Rev. 1.0 NL
TW 160PH (Benzine)
45/67