sorteren. Een optie in de printersoftware waarmee u een document van meerdere pagina's
automatisch in één keer kunt afdrukken voordat het volgende exemplaar van het document wordt
afgedrukt.
spiegelen. Een softwareoptie van de printer waarmee u een afbeelding kunt omkeren voor u deze
afdrukt.
spuitopeningen van de cartridges. Het goudkleurige gedeelte van de inktcartridge waarlangs de
inkt vloeit voordat deze op het papier komt tijdens het afdrukken.
staande afdrukstand. Afdrukstand waarbij de tekst parallel loopt aan de korte zijde van het papier.
standaardprinter. De printer die automatisch wordt gebruikt wanneer u afdruktaken naar de printer
verzendt.
standaardprinterinstellingen. Software-instellingen van de printer die in de fabriek zijn
gedefinieerd.
stuurprogramma. Zie printersoftware.
subnet. Een segment van een netwerk dat is aangesloten op een groter netwerk. Een lokaal
netwerk wordt ook wel een lokaal subnet genoemd.
toepassing. Zie programma.
transparant. Doorzichtig afdrukmateriaal dat kan worden gebruikt op een overheadprojector.
uitlijningspagina. Een pagina met uitlijningspatronen die wordt uitgevoerd tijdens het uitlijnen van
de cartridges.
uitlijningswaarden. Getallen die overeenkomen met de patronen op de uitlijningspagina.
USB-kabel. Een lichtgewicht flexibele kabel waardoor de printer kan communiceren met de
computer. Via USB-kabels worden gegevens veel sneller verzonden dan via parallelle kabels.
Verklarende woordenlijst
67