Wanneer het apparaat niet correct werkt en geen
van de hierboven beschreven storingen zijn
opgetreden, kunt u het systeem controleren aan
de hand van de volgende lijst.
1. Wanneer het systeem helemaal niets doet;
• Controleer of er geen stroomstoring is.
Wacht tot de stroomvoorziening weer hersteld is.
Wanneer er tijdens bedrijf een stroomstoring
optreedt, zal het apparaat zodra de stroomvoorz-
iening weer hersteld is opnieuw inschakelen.
• Controleer of er geen zekering is doorgebrand of
een contactonderbreker is ingeschakeld. Ver-
vang de zekering of schakel de onderbreker uit.
2. Wanneer uitsluitend de functie Alleen ventilator
werkt, maar het systeem stopt zodra de functie
koelen of verwarmen wordt geselecteerd;
• Controleer of luchtinlaat of -uitlaat van de buite-
nunit of de ventilatieunit niet geblokkeerd is door
obstakels.
Verwijder eventuele obstakels en zorg voor vol-
doende aan-, resp. afvoermogelijkheid.
• Controleer of in het display het pictogram "
(luchtfilter moet worden gereinigd) wordt weerge-
geven. (Meer informatie vindt u in het hoofdstuk
"ONDERHOUD")
3. Het systeem werkt wel, maar het koelend of ver-
warmend vermogen is onvoldoende;
• Controleer of luchtinlaat of -uitlaat van de buite-
nunit of de ventilatieunit niet geblokkeerd is door
obstakels.
Verwijder eventuele obstakels en zorg voor vol-
doende aan-, resp. afvoermogelijkheid.
• Controleer of het luchtfilter niet verstopt is.
(Meer informatie vindt u in het hoofdstuk
"ONDERHOUD")
10
"
Nederlands