4 INSTELLEN BRANDERDRUK
De branderdruk wordt elektronisch geregeld en kan als volgt
worden gecontroleerd.
Schakel de elektrische voeding uit.
Verwijder het frontpaneel.
Controleer eerst of DIP schakelaars 1 en 2 op de juiste gassoort
staan afgesteld, zie paragraaf 2.9, figuur 6.
Verwijder de schroef van de drukmeetnippel en sluit hierop een
manometer aan.
De branderdruk wordt gecontroleerd op laaglast en op vollast.
Met behulp van DIP schakelaars 7 en 8 kan het toestel
geforceerd laag of hoog branden.
Schakel de elektrische voeding in.
Laaglast instellen
De branderdruk op laaglast wordt ingesteld met behulp van de
regelschroef onder op het gasregelblok. Verwijder de plug aan
de onderzijde van het toestel om bij deze regelschroef te
komen.
Open een tappunt.
Zet DIP schakelaar 7 in de positie "ON".
Stel de branderdruk als volgt af:
- Aardgas: 1,8 mbar
- Propaan: 2,2 mbar
Vollast instellen
De branderdruk op vollast wordt ingesteld met behulp van de
potentiometer op de besturingsprint. De potentiometer is erg
gevoelig, verdraai deze telkens slechts enkele graden en wacht
totdat de branderdruk niet meer verandert.
Zet voldoende tappunten open zodat maximale doorstroming
wordt verkregen.
Zet DIP schakelaars 7 en 8 in de positie "ON".
Stel de branderdruk als volgt af:
- Aardgas: 9,0 mbar
- Propaan: 14,2 mbar
Belangrijk:
Zet DIP schakelaars 7 en 8 weer terug in de positie "OFF".
Sluit het tappunt en schakel de elektrische voeding uit.
Verwijder de manometer en plaats de schroef van de
drukmeetnippel terug.
Monteer het frontpaneel en schakel de elektrische voeding weer
in.
7